Op 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming ingegaan. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. De signatuur van het ministerie van Economische Zaken is duidelijk aanwezig. Is verstrengeling van ecologie en economie bij natuurbeheer verstandig (Theo Edelman, 12 januari)?

In de nieuwe wet staat dat onze minister een nationale natuurvisie vaststelt, in samenhang met het beleid om te komen tot een verduurzaming van de economie. Wanneer het goed gaat met de natuur, is er ook meer ruimte voor economische en andere maatschappelijke activiteiten. Dat kunnen we lezen op de website van het ministerie. Het is een dubieus uitgangspunt. Je zou immers verwachten dat goede natuur juist extra beschermd moet worden, met minder ruimte voor andere activiteiten.Foto_Theov3

De onlangs gepubliceerde Ontwerpwet bodembescherming richt zich op de bebouwde ruimte. De bodem van natuurgebieden blijft daarbij onvermeld. Zou de nieuwe Wet natuurbescherming dit hiaat opvullen? Jammer genoeg is het antwoord nee, de bodem blijft onvermeld in de nieuwe wet. Tenzij de bodem mede moet worden begrepen onder 'een gunstige staat van instandhouding' zoals de wet dat nogal abstract formuleert. Dat is dan wel een ingewikkelde en onduidelijke manier om het belang van de natuurbodem te borgen.

Vanaf 1 januari 2017 bepalen de provincies wat wel en niet mag in de natuur in hun gebied. Ook zorgen de provincies vanaf deze datum voor vergunningen en ontheffingen. Dat lieten statenleden van VVD en SGP in de provincie Flevoland zich geen tweemaal zeggen. Zij kwamen prompt met voorstellen om de Oostvaardersplassen meer open te stellen voor toeristen en meer aan te passen aan de plannen voor vliegveld Lelystad, met minder ruimte voor grote grazers. De reacties van natuurdeskundigen, andere partijen en particulieren bleven niet uit. Veel mensen hebben medelijden met vermagerde beesten.

De achterliggende vragen luiden wat mij betreft:
-In welke mate willen wij de ecologie afhankelijk stellen van de economie?
-Laten wij het aantal grote grazers afhangen van de ecologische draagkracht van een natuurgebied, of grijpen wij in met afschieten?

In de Oostvaardersplassen gaat het om de volgende groepen grote grazers: konikpaarden, edelherten en Heckrunderen. Of moeten we op financiële winst beluste mensen zo noemen?

Mocht u hierover een mening hebben, aarzel dan niet om die hier respectvol te verwoorden.

Theo Edelman (Bodemkundig Adviesbureau Edelman)

Website

Facebook

Twitter

Reageren op deze column kan hier: LinkedIn