Het is de afgelopen week koud geweest, vooral in het oosten van het land. Maar ook in West-Nederland was de bodem enkele dagen terug nog bevroren en lag er hier en daar nog een dun laagje sneeuw (Anton Roeloffzen, 26 januari).

De natuur is in rust; niet alleen bomen, struiken en andere planten, maar ook het bodemleven. Regenwormen gaan in diapauze – ze rollen zich op dieper in de vorstvrije bodem – en ook al het andere bodemleven heeft zich ingegraven, wachtend op temperaturen boven het vriespunt en regen.foto_Anton_2008

De weinige planten, die in dit jaargetijde nog groeien, zoals mossen en aronskelken, stoppen er even mee als het vriest. Ze onttrekken dan water uit hun bladeren om het suiker- en mineralengehalte te verhogen: het antivries voor temperaturen onder nul. Kortom de natuur is zeer flexibel en voegt zich naar de grillen van ons klimaat.

Maar hoe zit het met ons aanpassingsvermogen als bodemmensen? Ook in bodemland komen er grote veranderingen aan, ook al wordt het misschien wel 2020 voor het zover is. We moeten onze "werkcultuur" veranderen, wat dat dan ook moge zijn.

Vorige week was ik aanwezig bij een workshop "Bestuurlijke sensitiviteit", die voor het bodembureau van de DCMR was georganiseerd en werd andermaal duidelijk hoe moeilijk het is een ingesleten werkhouding te veranderen en aan te passen aan de nieuwe werkelijkheid, die op ons af komt. We speelden een casus, waarbij we als bodemmensen werden geconfronteerd met een groot aantal belanghebbende partijen: een gemeente die een nieuw groot bedrijventerrein ging aanleggen, een groot bedrijf dat er zich wel wilde vestigen maar wel snel graag, de provincie, buurtbewoners en natuurlijk de pers. Ieder kreeg een rol toebedeeld. En op het terrein zat natuurlijk nog een bodemvuiltje, dat nog moest worden onderzocht en gesaneerd. En dat kost (te)veel tijd en geld natuurlijk. De milieudienst moet dit probleempje dus gaan oplossen, maar hoe?

Er ging veel mis, waarbij het volgende opviel:

  • geen van de partijen bewoog;
  • de belanghebbende partijen werkten niet samen en voerden nauwelijks overleg;
  • er werd vooral gekeken of de regeltjes wel werden gevolgd;
  • ook negatieve berichtgeving in de pers en protesten van bewoners leidden niet tot actie.

Het moge duidelijk zijn dat deze casus slecht afliep. Het bedrijf haakte af en de bodemverontreiniging werd niet gesaneerd. Er waren dus alleen verliezers!

Het maakt maar weer eens duidelijk hoe moeilijk samenwerken is en hoe iedereen teveel intern gericht is. Hierdoor ontbrak de zo nodige creativiteit en er kwam geen bevredigende oplossing. Regelgeving en beleid lossen 80% van de (standaard)problemen op, maar voor de overige 20% moeten nieuwe oplossingen worden bedacht, niet naar de letter maar in de geest van de wet, dus zonder het milieu te schaden.

En als bodembureau zijn wij niet de enigen, die hiermee worstelen. Dat geldt voor veel overheidsdienaren en ook voor medewerkers van bedrijven. Het zal voor iedereen wennen zijn aan een nieuwe meer creatieve aanpak van milieuproblemen. We hebben in milieu- en ook bodemland hier nog een lange weg te gaan.

Anton Roeloffzen
DCMR Milieudienst Rijnmond

Website

Reageren op deze column kan hier: LinkedIngroup