Eens per jaar organiseren de Bodemnieuws-engineers een mini-symposium. In een hip voormalig bedrijfspand in het gerevitaliseerde havengebied van Deventer zit je in voormalige treinbanken tussen roestige verwarmingsketels, drink je vlierbloesem-Bionade, muntwater of Kola (met een "K" inderdaad) en eet je groentechips. En dat is best leuk. (Jan Klein Kranenburg, 22 juni)

foto Jan Klein KranenburgVoor het tweede achtereenvolgende jaar maakte het Expertisecentrum PFAS haar opwachting als spreker. PFAS is de verzamelnaam van die stofjes die je bankstel vlekafstotend maken, die ervoor zorgen dat je vissticks niet aanbranden in de koekenpan en die zorgden dat blusschuim deed waar het voor bedoeld was: vuur snel uitmaken.

PFAS zijn niet goed voor je. De PFAS-specialist sprak impliciet zijn verbazing uit dat er nog steeds geen duidelijk beleid rond deze stoffen bestaat in Nederland, want hoe kan dat toch terwijl de toxiciteit onomstotelijk vaststaat? Het publiek, nog enigszins bedwelmd door de biodynamische vlierbloesemfrisdrank, wist niet zo goed raad met deze vraag.

In de pauze die volgde op het PFAS-betoog raakte ik in gesprek met iemand die er net zo over dacht als ik: want hoe vreemd het ook klinkt, het is toch nooit zo geweest dat beleid zich laat sturen door de feitelijke milieurisico's of toxicologie van een stof? In dat geval zou er namelijk allang een nicotineverbod zijn. Beleid is geen betawetenschap. Beleid volgt uit politiek, politiek volgt uit maatschappelijke reuring. Als het gaat om milieubeleid heb je drie manieren om die maatschappelijke reuring te voeden, zo bedachten we ter plekke: de eerste is het 'Beatrix-effect': doordat Beatrix in Lekkerkerk verscheen voelde het voor de journaalkijker als een nationale ramp: Bodemverontreiniging moest dus wel iets heel ernstigs zijn. Een tweede is een verborgen financiele agenda: iemand die zich feitelijk geen zorgen maakt om een beetje olie in de grond, maar beseft dat het wel eens een waarde dalend effect op zijn huis kan hebben, zal snel geneigd zijn om de 'gezondsheidskaart te spelen', want dat klinkt nu eenmaal wat chiquer. Als laatste heb je dan nog het onzichtbaarheidsaspect. Men is nu eenmaal banger voor (milieu-)risico's die onzichtbaar zijn: als ik een loodstrip met blote handen onder de dakpannen van mijn schuurtje wegwerk, is dat materiaal minder eng dan wanneer het in een concentratie van 600 mg/kg∙ds onder mijn huis voorkomt.

Een katalysator van die maatschappelijke reuring zijn NGO's als Greenpeace en Milieudefensie. Ik ben bang dat een expertisecentrum dat bestaat uit commerciele bureaus net iets minder katalyserend zal werken.

Desalniettemin is het natuurlijk prima dat we zo'n expertisecentrum voor nieuwe stofjes hebben. Wie weet tenslotte wat er de komende jaren nog voor nieuwe 'emerging contaminants' gaan komen? Er zijn nog zoveel substanties waar we weinig van weten. Vlierbloesemextract bijvoorbeeld.

Jan Klein Kranenburg
Adviseur Bodeminformatiebeheer

Website

Linkedin

Twitter

Reageren op deze column kan hier: LinkedinGroup