Het koolmeesje lijdt onder verzuring zegt het NRC. Het NRC heeft het weer gelezen in het Vakblad Natuur, Bos en Landschap. Bioloog Arnold van den Burg publiceerde erover: in de omgeving van Ede hebben de vogeltjes door de verzuring last van kalkgebrek. Eieren hebben een zwakke schaal en de kuikentjes liggen in het nest met gebroken poten. Onze sector gebruikt dit voorbeeld sindsdien gretig om het thema Natuurlijk Kapitaal te promoten, vanwege de link met de bodem.
Nu word ik ook niet echt gelukkig van verzuring en vind ik Natuurlijk Kapitaal een prachtig principe, maar ergens klopt er hier iets niet. Eigenlijk zijn die koolmeesjes namelijk gewoon dom en domme vogels gaan nu eenmaal dood. Dat is zielig, maar daar moet je meneer Darwin maar op aanspreken. (Jan Klein Kranenburg, 14 december)

foto Jan Klein KranenburgAls je het NRC-artikel namelijk verder leest blijkt het om een microprobleem te gaan van een specifiek voedselarm eikenbos in Noord-Ginkel. Het Nederlands Instituut voor Ecologie, dat koolmezen bestudeert in een tiental andere bosgebieden op de Veluwe, zegt verder geen toename te zien van koolmezen met zwakke eieren. Kortom, als de familie koolmees vijf kilometer verder was gefladderd om haar nestje te maken was er waarschijnlijk niets aan de hand geweest. Er is gewoon geen chemie tussen dit specifieke plekje Nederland en de koolmees.

Ik word wat kriebelig van dit koolmees-centrisch denken. Als je paniek wilt zaaien rondom verzuring werkt het niet om zo'n geisoleerd voorbeeldje uit te vergroten. Secundum quid noemt men dat (lang leve Wikipedia), oftewel de Wet van de kleine getallen. Het is vergelijkbaar met de verontwaardiging die vorige week op social media ontstond door het filmpje van een uitgemergelde ijsbeer. National Geographic-fotograaf Paul Nicklen nam dit op om de effecten van klimaatverandering te illustreren. Heart-wrenching kopte het bijschrift. Dat is het zeker, maar als meneer Nicklen hiermee denkt klimaatsceptici te overtuigen dan heeft 'ie het mis.

Terug naar de Veluwe. Wij willen op de Veluwe graag heide zien. Dat vinden we mooi. Maar heide is op die plek ongeveer even natuurlijk als de kerststukjes bij de Intratuin. Het paarse landschap ontstond toen we stuthout nodig hadden voor de kolenmijnen en er alle bomen kapten. Nu kost het natuurbeheerders ontzettend veel moeite om deze nep-natuur voor ons in stand te houden. Hetzelfde geldt voor de welbekende blauwgraslanden. Het bijzondere aan deze natuurtrends is dat het hele voedselarme vormen van natuur zijn. Het zijn weliswaar unieke ecosystemen, maar het oorspronkelijke loofbos had waarschijnlijk een grotere soortenrijkdom. Dit betekent dat we met ons Natuurmonumentenlidmaatschap dus onbewust bepaalde soorten verdringen (denk even aan een stervende eekhoorn voor een extra stukje drama). Het verschil met de situatie in Noord-Ginkel? Op de Veluwe levert het een gewenst plaatje op: we staan in augustus in de file op de Posbank om bloeiende heide-foto’s op Twitter, Facebook en Instagram te kunnen zetten. Tegelijkertijd kunnen we in Ede fijn de industrie en landbouw de schuld geven van veranderende soortensamenstelling.
Ironisch genoeg houdt heide juist wel van zure grond. Ik denk dat ik een oplossing weet voor de mensen die graag willen genieten van zowel heide als koolmeesjes. Zorg voor schaaltjes met kippengrit en zet die verspreid neer in Noord-Ginkel. Want als we de heide een handje helpen, waarom de koolmeesjes dan niet?

Jan Klein Kranenburg
Adviseur Bodeminformatiebeheer

Website

Linkedin

Twitter

Reageren op deze column kan hier: LinkedinGroup