Omgaan met kritiek, twijfelen aan onze eigen standpunten: We zijn het verleerd (Paul de Reus, 8 november).

Op straat, in de winkel, op TV:Foto_Paul_de_Reus
"Hoe durf je me tegen te spreken! Jongeman!"
"Dit is voor het eerst dat ik deze klacht hoor, en daarom is het Niet Waar."
"De hoofdprijs zit in koffertje 24, zéker!" en "Boer Aad is wèl aardig. Punt."

Of in ons werk:
"Ons buro is gecertificeerd, en ik werk volgens de regels, dus mijn rapport klopt. Punt."
"Ik ben Bevoegd Gezag, en ik heb het opgeschreven in een Beschikking. Punt."

Hoe anders is dat in de wetenschap. Daar zijn twijfel en bescheidenheid de norm. Daar gelden uitspraken als: "Alle begrip is voor verbetering vatbaar", en Multatuli's "Niets is helemaal zeker, en zelfs dat niet". Niet definiëren is daar een teken van bescheidenheid, niet van onkunde of onbegrip.

In de wetenschap is kritiek onontbeerlijk. Zodra een wetenschapper zijn resultaten bekend maakt, is het testen van zijn theorie of hypothese door collega-wetenschappers een respectabele activiteit, een must. Falsifiëren noemen ze dat. Het resulteert in nieuwe, betere, completere hypotheses. Oók de bedenker van de onderuitgehaalde hypothese is daar blij mee. Voorwaarts!

Huygens, Newton, Galilei en vele andere groten werden door tijdgenoten gekritiseerd, omdat zij de door hen ontdekte wetmatigheden publiceerden.
Newton beschreef de wetmatigheid van de zwaartekracht, maar niet Waaróm het zo werkt. Waardoor weet die appel waar hij naartoe moet vallen, ook als er een dikke ijzeren plaat tussen aarde en appel wordt gehouden? Hoe worden die krachten overgebracht? Newton wist het niet. Hij bleef bescheiden: "Als ik verder heb gezien dan anderen, komt dat doordat ik op de schouders van reuzen stond."

Einstein ontdekte in 1905 dat het heelal niet statisch kon zijn. Het moest óf krimpen óf uitdijen. Einstein wilde zijn eigen ontdekking ook zèlf niet geloven! Het duurde nog tot 1929 dat Hubble de uitdijing bewees en tot 1931 dat Lemaître de uitdijing 'terugrekende', en daarmee de oerknal-theorie uitbracht. Hoe die knal in elkaar zat? Lemaître wist het niet, laat staan Hubble of Einstein.
Stephen Hawking snapte tegen 1970 als eerste het Hoe van de oerknal, dat die knal 'gewoon' aan de natuurwetten voldoet. Over de vraag Waaróm een heelal de moeite neemt te ontstaan, en te béstaan, daarover zegt Hawking op zijn beurt: "Ik weet daar geen antwoord op."

De oude theorieën, geloven en wetten werden weerlegd. zonder dat De Groten een volledige verklaring gaven voor de nieuwe werkelijkheid. Die verklaringen waren op dat moment ook de ontdekkers zèlf onbekend. Hadden zij hun mond moeten houden? Het uitspreken van hun bevindingen heeft latere wetenschappers wèl de weg gewezen naar betere verklaringen...

Ik mis het zelfverzekerde twijfelen soms in ons vakgebied.
Het lijkt academici makkelijker af te gaan om "Ik weet het niet" te zeggen. In het latijn klinkt dat ook veel sjieker: "Nescio" in plaats van "Weet ik veel".
Niet definiëren is een teken van bescheidenheid, maar blijkbaar is daar een bepaald zelfvertrouwen voor nodig. Waarom kunnen bodem-mensen niet rechtop staan, en zeggen: "Ik weet het niet"? Hebben we te weinig beta-academici? Is dit iets voor de kennisagenda?

Paul de Reus
Polder BV IJmuiden.
geïnspireerd door Vincent Icke

Reageren op deze column kan hier: Linkedingroup