Sinds enkele maanden verschijnen met regelmaat berichten over stortplaatsen in de regionale pers (Theo Edelman, 20 juni).

Onlangs zijn zelfs Kamervragen gesteld over stortplaatsen. De motor daarachter is onrust bij de bevolking die dicht bij de stortplaatsen woont en die zich afvraagt of alles wel in orde is.Foto_Theov3
De reactie van de overheid voltrekt zich doorgaans volgens een vast patroon. Men verwijst naar de reeksen monitoringgegevens waaruit zou moeten blijken dat er niets aan de hand is.
Onlangs was ik betrokken bij een soortgelijk geval. Na het bestuderen van het dossier bleek dat de monitoring niet goed werd uitgevoerd. De peilbuis om het grondwater te bemonsteren stond niet op de juiste plaats en de filters bevonden zich niet op de juiste diepte.
De meeste peilbuizen zijn op vaste dieptes in het watervoerende pakket van filters voorzien. Maar watervoerende pakketten zijn zelden homogeen. Zij zijn opgebouwd uit vele laagjes sediment met een verschillende korrelgrootte. Daardoor ontstaan in de regel voorkeursbanen voor de stroming van water met daarin opgeloste verontreiniging of van puur product. Deze voorkeursbanen bevinden zich natuurlijk niet op vaste diepten. Met als resultaat dat de monitoring kan aangeven dat er niets aan de hand is, maar de verontreiniging ondertussen tussen de meetpunten door wegstroomt.
De moraal: als er bij een stortplaats geen verontreiniging wordt gemeten, wordt er zeer waarschijnlijk verkeerd gemeten. Verkeerde plaats, verkeerde diepte, en/of verkeerde stoffen. De vaste dieptes voor de peilfilters zijn helaas een foute keus geweest.

Theo Edelman (Bodemkundig Adviesbureau Edelman)

Website

Facebook

Twitter

Reageren op deze column kan hier: Linkedingroup