Bij de overheid zijn we aardig goed in geld rondpompen al zeg ik het zelf. Een eenvoudig voorbeeld is mijn salaris waar loonheffing vanaf gaat: ambtenaren zouden tenslotte ook direct een netto salaris kunnen ontvangen. Zo zijn er meer voorbeelden, zoals de huur die overheidsorganisaties betalen aan de Rijksgebouwendienst (Jan Klein Kranenburg, 9 oktober).

Ook in de bodemwereld ken ik mooie voorbeelden. Zo werd ik eens aangesproken door een enthousiaste archeologe die in opdracht van een grote gemeente bezig was met een interessante opgraving. Net als foto_Jan_Klein_Kranenburgelke grondroerder moest ze vanwege Arboregelgeving iets weten over de bodemkwaliteit voor dat ze haar handen erin stopte. Ze vroeg een stapeltje bodemdossiers op bij diezelfde gemeente. Tot haar verbazing kreeg ze hiervoor een rekening vanwege de legesverordening. Deze rekening kon ze vervolgens weer inleveren bij haar opdrachtgever: een andere afdeling weliswaar, maar toch: ze moest dezelfde postcode op de envelop schrijven.

Op grotere schaal gebeurt dit ook: een aannemer die een rijksweg verbreedt en vergelijkbare rekeningen krijgt. Hij dient ze in bij Rijkswaterstaat. Een andere overheidsorganisatie, maar uiteindelijk allemaal overheidsgeld.

De situatie is aan de andere kant best begrijpelijk: een bodemafdeling pleegt investeringen om de informatievoorziening op orde te hebben. Er is niets aan de hand zolang die informatievoorziening een intern doel dient, zoals het maken van een bodemkwaliteitskaart. Zodra externen echter profijt hebben, krijgen bodemafdelingen logischerwijs een "voor-wat-hoort-wat"-gevoel. Iedere gezonde ambtenaar zal op zoek gaan naar een redelijke compensatie voor kosten die ze maakt. Deze situatie heeft echter als neveneffect dat er een wildgroei is ontstaan aan leges-situaties. De legeskosten voor een bodemrapporten variëren van € 0 tot zo'n € 150 en met name aannemers die tracégebonden werk uitvoeren over meerdere gemeentegrenzen drijft het wel eens tot wanhoop. In mijn column van januari vertelde ik hier al iets over.

Aanleiding voor die januari-column was de samenwerking die overheden gevonden hebben met netbeheerders, oftewel de kabels- en leidingenbranche. Inmiddels heeft die samenwerking al tot mooie resultaten geleid: deze maand wordt een business case opgeleverd, die de baten van een goede centrale informatievoorziening voor zowel markt als overheid aantoont. Er lijkt draagvlak om de kosten voor een gedegen informatievoorziening naar rato te gaan verdelen. Gemeenten en provincies kunnen zodoende besparen op hun informatievoorziening en compensatie hoeft niet enkel 'end-of-pipe' te worden gevonden door middel van leges. Centrale investeringen moeten uiteindelijk alle partijen voordelen opleveren. Geld rondpompen doen we dan wel tijdens een spelletje Monopoly tijdens een gure herfstavond.

Jan Klein Kranenburg

Werkt bij Rijkswaterstaat Leefomgeving, maar schrijft zijn columns op persoonlijke titel.

Website

Twitter

Reageren op deze column kan hier: Linkedingroup