De sneeuw van twee weken terug heeft plaatsgemaakt voor bloeiende sneeuwklokjes (Jan Klein Kranenburg, 2 maart).

's Morgens fluiten de eerste vogels alweer en gisteren is zelfs de meteorologische lente begonnen. Het kriebelt. Niet alleen in mijn neus, omdat de eerste hazelaarpollen daar voor allergische reacties zorgen, maar ook in mijn buik: ik heb zin om weer 8 bar in de banden te pompen en met de racefiets erop uit te gaan. De Posbank lonkt met zijn steile wegen, evenals die andere stuwwallen in de omgeving: de Peeskesbult en de Elterberg.

Weinig wielrenners zullen tijdens hun klim denken aan de ijstijden die verantwoordelijk zijn voor deze kuitenbijters. Ik wel. Als ik bovenop de Posbank sta en langs de afvalverbranding in Duiven en de Lathumse windmolens richting Duitsland kijk, zie ik het kreunende landijs voor me liggen in wat nu het IJsseldal is, tussen de Veluwe en het Montferland.

Toen er begin februari ineens een pak sneeuw viel, vermaakten veel kinderen uit de buurt zich op de twee heuvels die in de bossen rond ons dorp liggen. De sleetjes werden de hele dag de Wrange Bult en de Kabouterbult opgetrokken en ze suisden er luid gillend weer vanaf. De oorsprong van de stuwwallen ken ik, maar ik werd nu ook nieuwsgierig naar de oorsprong van deze twee heuvels. Ik ben in de kast op zoek gegaan naar de geomorfologische kaart die ik tijdens mijn studie verplicht moest aanschaffen. Het prijskaartje van de Wageningse boekhandel Kniphorst zat er nog op: een schandalige 70 gulden voor een kaart in een plastic mapje met een geel-grijs boekje erbij in een jaren '70 lay-out. Het toeval wil dat kaartdeel nummer 40 "Arnhem" precies het gebied beslaat waar ik nu woon. De sleeheuveltjes blijken "hoge landduinen" te zijn, opgeworpen door arctische stormen. Interessant, al zal het de sleeënde kinderen waarschijnlijk een worst zijn.

Een geomorfologische kaart geeft uitleg bij de ontstaanswijze van het landschap. Als u er geen beeld bij heeft, google het begrip dan eens en kijk naar de afbeeldingen. Het zijn kunstwerkjes op zich. Het leuke is, dat de Stichting voor Bodemkartering (Stiboka) gekozen heeft voor een kleurgebruik met groen, geel en rood, dat toevalligerwijs veel wegheeft van wat tegenwoordig een 'heatmap' genoemd wordt. Plat gezegd: van saai (groen) naar interessant (rood). Dat pleit ervoor om, als je in het weekend een stukje wilt gaan wandelen, de geomorfologische kaart te pakken en die te laten bepalen waar je heen gaat. Grote kans dat je op de rode en gele vlakken van de kaart positief verrast gaat worden. Nu maar hopen dat deze lofzang op de geomorfologische kaart het gebruik ervan zal stimuleren. Met een beetje geluk gaat de prijs ervan dan meteen wat naar beneden.

Jan Klein Kranenburg
Adviseur Bodeminformatiebeheer

Website

Linkedin

Twitter

Reageren op deze column kan hier: LinkedinGroup