De Omgevingswet is uitgesteld. Ik zag in mijn digitale vergaderzalen diverse lang niet gekapte koppen voorbijkomen die een zucht van verlichting niet konden onderdrukken. Héél even lucht in deze eindeloos complexe onderneming. (Daan Henkens, 4 mei)

DaanHenkens 02Toen ik een jaar of 5 geleden in de bodemsector ging werken was de Omgevingswet een van de redenen. Eindelijk de ruimte om de leefomgeving in al z’n integraliteit samen te brengen. Eindelijk stoppen met de kortzichtige reductie van ons grote, complexe milieu tot overzichtelijke sectoren met bijpassende opleidingen, keurig afgebakend zodat je er binnen een paar jaar zonder verrassingen doorheen kunt rollen. En dus ook eindelijk ruimte om duurzame oplossingen te vinden voor de problemen die de afgelopen decennia door al dat oogklepdenken zijn ontstaan. Ook als niet-jurist wilde ik getuige zijn van deze grote revolutie, en waar zou die zich nou mooier openbaren dan in een bij de buitenwereld als naar binnen gekeerd en conservatief bekend staande wereld van het bodembeleid?

Inmiddels heb ik kennis mogen maken met de regelingen, handreikingen en handelingskaders uit de diepere krochten van de bodemsector. Ik moet zeggen dat mijn aanvankelijke enthousiasme wel een beetje is bekoeld. De ‘grote revolutie’, die ik mezelf had beloofd, blijkt in de praktijk te bestaan uit vergaderingen waarin het vervallen van de meldplicht voor moddergevechten in onverdacht gebied (goed, dit voorbeeld is een béétje fictief) door diverse partijen als ‘onaanvaardbaar’ en ‘onverantwoord’ wordt aangemerkt. Ietwat confuus vraag ik in de pauze van de vergadering waarom een voor de buitenstaander onbeduidend detail zoveel stof doet opwaaien. Bijna voel ik me een sukkel dat ik er niet aan heb gedacht dat malafide partijen nu zelfs met een steniging zouden wegkomen als ze dat maar gewoon ‘moddergevecht met grove modder’ zouden noemen... tenzij er natuurlijk duidelijke richtlijnen zouden worden opgenomen over onafhankelijke arbitrage die toeziet op het eerlijk verlopen van het moddergevecht en het maximale volumepercentage aan steentjes in de modder. Als de discussie ruim na het verstrijken van de geplande vergadertijd is aanbeland bij de borging van de onafhankelijkheid van de arbitrage en de lastige handhaafbaarheid van het steentjesgehalte, besluit ik maar dat het tijd is om een trein te gaan halen. Ik kan mij troosten met de gedachte dat ik toch mooi een middag salaris heb opgestreken met het bespreken van dit uitzichtloze probleem, dat waarschijnlijk niet eens had bestaan als we niet hadden geprobeerd de boel te vereenvoudigen.

Was ik 5 jaar geleden teveel Titaantje, en overmoedig door het Grote Gelijk dat een student nog wel eens denkt te hebben? Was de schromelijke overdrijving in de alinea hierboven nodig omdat de werkelijkheid niet gek genoeg is om mijn betoog te onderbouwen? Of zijn we toch stilletjes beland in een lock-in, waarbij doorgaan op de weg van verdere specificering de enige optie is, omdat elke stap terug het hele stelsel aan het wankelen kan brengen? Met het vervallen van ‘junior’ voor mijn functietitel dacht ik het eerste, maar ik pak in deze verplichte tijd van bezinning toch het beroemde verhaal van Nescio maar weer eens uit de kast. Misschien had dat Titaantje in mij tóch wel een punt!

20200504 Column Daan TitaantjesDaan Henkens

Linkedin

Reageren op deze column kan hier:  LinkedIn