Al vaker heb ik hier hoopvol zitten slijmen over de mooie gedachte achter de Omgevingswet. De leefomgeving centraal, waarin opgaven door optimale samenwerking als één overheid worden aangepakt. Het inzicht dat de vraagstukken die wij voor onze kiezen krijgen niet zijn ontworpen om zich te laten opdelen in overzichtelijke specialismen en helder afgebakende verantwoordelijkheden, zie ik als een grote sprong vooruit in onze beschaving. We zijn daarmee een baken van licht tegenover de infantiele simplificaties van de grote twitterkoning aan de overkant. (Daan Henkens, 19 oktober)

Foto DaanHenkens 02Maar toch ontstaan er barsten in mijn geloof. Losing my religion, had ik misschien wel boven dit stukje gezet, als ik niet zo’n huiverende hekel aan dat natte-tosti-nummer had gehad. Want steeds vaker zie ik dat niet de ambitie, maar de armoede de sfeer bepaalt in voorbereidingen op de Omgevingswet. De eerste politicus die ik ooit op TV zag, zei ongetwijfeld al glunderend iets over een ‘kleine, slagvaardige overheid’. We horen al decennia dat het efficiënter en goedkoper maken van de overheid een nobel streven is, en intussen zal er een hele generatie bestuurders en managers rondlopen voor wie dit proces hun doel geworden is. En in deze context moet ook ergens het zaadje van de Omgevingswet zijn gaan kiemen.

Hier wordt het spannend. We zien aan de ene kant een transitie naar ‘grensontkennend samengewerken integrale maatschappelijke vraagstukken’ én de transitie naar ‘regionaal maatwerk dat leidt tot efficiëntere besteding van belastinggeld’. De eerste ontwikkeling gaat uit van een overheid die best bereid is om een keer een taakje op te pakken dat niet onder z’n formele verantwoordelijkheid valt als dat nodig is om een probleem snel op te lossen. Want we werken allemaal voor dezelfde burger, nietwaar? De tweede vraagt om een calculerende overheid die het zo weet te puzzelen dat er elk jaar weer een besparing op kan worden gepresenteerd. Want uiteindelijk zijn het allemaal zuurverdiende belastingcenten van een berekenende kiezer, nietwaar?

In hun eigen wereld hebben beide volledig gelijk, maar voor een soepele samenwerking zijn ze nog wel erg verschillend. Samenwerken in tijden van schaarste, of die nou is opgelegd door het politieke discours of door een échte crisis, betekent onderhandelen. Wat jij doet, hoef ik niet meer te doen. Wie de meeste lasten van zijn overvolle bordje weet te schuiven, die wint het applaus van de calculerende kiezer. De financiële gevolgen zijn onomstotelijk en zie je meteen, daar steekt het integraal oplossen van maatschappelijke vraagstukken al gauw wollig en onzeker bij af. Zolang de economische crises elkaar gezellig blijven opvolgen en het woord ‘BV-Nederland’ nog in publieke gebouwen wordt gebezigd, moeten we beducht zijn op afschuifspelletjes tussen overheden die vechten om wat extra ruimte op de begroting.

We hebben nog een jaar om ons hierover te beraden. Vinden we onze idealen nog terug of sturen we iedereen op onderhandelcursus? Als parttime handelaar in antieke racefietsen heb ik dat laatste niet meer nodig, dus ik bied mij aan om te helpen zoeken!

20201019 Column Daan Omgevingswet

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Daan Henkens

Linkedin

Reageren op deze column kan hier:  LinkedIn