Als vervolg op mijn eerste bodemcolumn zocht ik op mijn nog steeds naar behoren functionerende Compaq-PC naar stukken die ik in het verleden heb geschreven over de bodem. Ik stuitte op een bestand met de naam ‘Opzet bodemthriller’ uit 2012. Tot mijn verrassing had ik al 14.000 woorden geschreven, 14% van de gemiddelde omvang van mijn boeken. Ik was zelfs als begonnen met de verantwoording: De namen van de personen in dit boek zijn samengesteld uit de namen die op de achterzijde van programma van het 24ste BodemBreed Symposium worden genoemd als samenstellers van het programma. Een vermeende overeenkomst tussen personen in het boek en de werkelijkheid berust op toeval. Voor de bodemgegevens in het boek heb ik gebruik gemaakt een aantal lezingen op 27 en 28 november 2012. (Almar Otten, 6 juli)

20210413 Almar Otten

Het tweede hoofdstuk van de onvoltooide bodemthriller blijkt niets minder dan een liefdesverklaring aan de bodem te zijn:

'Het leven van de meeste mensen speelt zich grotendeels op ooghoogte af. Op dat niveau vinden gesprekken plaats die betekenis geven aan het nietige bestaan. In de blikken van anderen valt te lezen of achter de buitenkant een vriend of een vijand schuilt. De spiegel in de badkamer wekt verwachtingen over de dag die komen gaat. Televisiebeelden en computerschermen die avonden vullen worden zo geplaatst dat nek en schouders niet worden belast. De wereld is wat zich in het blikveld bevindt.

Het is jammer dat mensen zich er niet van bewust zijn dat het mooiste dat onze aarde te bieden heeft zich onder het plaveisel bevindt waarop wij leven. Het leven ondergronds is oneindig veel rijker, verrassender en interessanter dan de wereld die we om ons heen zien. Iedereen met een beetje verstand weet dat de bodem het begin en het einde van alle leven vormt. Toch ken ik weinig mensen die een gat graven om de basis van ons bestaan aan een nader onderzoek te onderwerpen.
Mensen trekken met duizenden door musea om honderden jaren oude schilderijen te bewonderen, betalen vijftig euro voor een theatrale musical of wandelen door een natuurgebied. Waarom graaft niemand een gat, springt erin en verwondert zich over het rijke leven tussen de gronddeeltjes?
Het ontstaan van een bodem waarop planten en bomen kunnen groeien is een wonder.

Ik geef wel eens lezingen over de bodem. Vrijwel altijd vraagt men naar de oorsprong van mijn passie. Daarvoor moet ik terug naar mijn vroege jeugd. Mijn vader was bodemkundige en werkte bij de toenmalige Stichting Bodemkartering in Wageningen. Al op jonge leeftijd ging ik op zaterdagen en in de schoolvakanties met hem mee.

Samen reden wij naar plekken die mijn vader altijd aanduidde in zijn eigen geheimtaal. Later begreep ik dat 38 W Gorinchem, 46 O Vierlingsbeek of 50 O Tilburg de naam was van de kaart waar hij op dat moment aan werkte. De eerste keren dat ik meeging vond ik het vooral gezellig. Samen in de auto naar onbekende streken, samen lunchen in de stromende regen onder grote paraplu’s en samen praten over voetbal. Al snel begon ik te begrijpen waar hij mee bezig was. Ik herkende bodemlagen en leerde de namen van bodemprofielen. Met behulp van de handgetekende kaart die mijn vader na elke boring bijwerkte probeerden we te voorspellen welk profiel hij op een nieuwe boorlocatie zou aantreffen.

De liefde en belangstelling voor de bodem die ik als jongen aan de zijde van mijn vader ontwikkelde, is sindsdien alleen maar gegroeid. Tijdens de middelbare school verschoof het meer naar de geologie en ging ik met mijn vader op vakantie naar plekken waar we fossielen of edelstenen konden vinden. Nog steeds heb ik een vitrinekast vol vondsten uit die periode. Na het behalen van het VWO-examen was het voor mij een uitgemaakte zaak dat ik bodemkunde ging studeren. Daarna hoopte ik net als mijn vader bodemkaarten te kunnen maken. Helaas viel er niet veel meer in kaart te brengen toen ik was afgestudeerd. Alle kaarten waren klaar.

Bodemkundigen brachten de bodem niet langer in kaart, maar onderzochten hoe de bodem beschermd kon worden tegen verzuring, verdroging, vervuiling, erosie, verzilting en andere bedreigingen. Toch kreeg ik een kans om min of meer in het voetspoor van mijn vader te treden. Hij tipte me dat er een promotieplek vrijkwam bij het ISRIC, het instituut voor internationale bodemgegevens. Ik kreeg de baan en mocht mij vier jaar lang bezighouden met een wereldomvattende inventarisatie van bodemdegradatie. Een droom werd werkelijkheid. Mijn vader reisde heel Nederland door om bodems te karteren, ik vloog de hele wereld over. Ik zag zwartrode Kastanozems onder de steppes in Kazachstan, diep rode Arenosols in de Kalahariwoestijn in Namibië, tropische podzols met ondoordringbare B-horizonten in Maleisië en wit uitgeslagen zoute Solonchaks in China. Na mijn promotie kon ik bij het ISRIC blijven werken. Dat heb ik bijna zeven jaar gedaan.'

Daarmee houdt het verhaal dat ik kan delen met mijn publiek op. Over het werk dat ik doe nadat ik het ISRIC had verlaten mag ik namelijk niets vertellen. Dat staat in de arbeidsvoorwaarden die horen bij de baan die mij werd aangeboden op een congres in New Delhi. Ik vraag mij regelmatig af waarom ik ben ingegaan op het aanbod dat mij werd gedaan door een Nederlander die beweerde een goede vriend te zijn geweest van mijn vader. Ook vraag ik mij af of had kunnen vermoeden in welk wespennest ik terecht zou komen. Antwoorden daarop zal ik nooit krijgen. Bovendien zal een antwoord mijn hachelijke situatie niet veranderen. Ik kan maar beter proberen om de schade zoveel mogelijk te beperken, al heb ik geen idee hoe. Ik ben dingen te weten gekomen die ik niet zou moeten weten. En zij weten dat. Daarom moet ik vrezen voor mijn leven. Sinds een week had ik het gevoel dat ik in de gaten werd gehouden. Dat werd gisteren bevestigd. Gelukkig was ik er op voorbereid en lukte het mij om aan mijn belager te ontkomen. Of beter gezegd, mijn belager wordt nu door de Waal meegevoerd naar de Noordzee. Ik hoop dat niet nog een keer mee te maken. Geweld is niet bepaald mijn hobby.

Was ik maar een konijn. Dan zou ik een hol graven, zo diep mogelijk wegkruipen en ondergronds blijven tot het gevaar is geweken. Helaas ben ik geen konijn.

20210413 Column Almar

 Almar Otten, Deventer

Gemeenteambtenaar en schrijver van thrillers en één roman. Zijn laatste boek De Ambtenaar speelt zich af in het decor van gemeenteambtenaren die zich bezighouden met de energietransitie. Zie: www.almarotten.nl 

Reageren op deze column kan hier: LinkedIn