Het lijkt me stug dat je ooit een brief van 46 kantjes hebt ontvangen. Als je zo’n lange brief wilt lezen, dan is de recente brief van minister Hugo de Jonge aan de leden van de Tweede Kamer over de ruimtelijke ordening een aanrader. Die gaat over de grote verbouwing die Nederland te wachten staat om de opgaven op het gebied van klimaat, energie, infrastructuur, landbouw, natuur en woningbouw te verwezenlijken. (Theo Edelman, 1 juni)

Foto Theov3

Al die opgaven gaan gepaard met ruimtebeslag. Daarom is een samenhangende aanpak geboden. Hugo de Jonge heeft daarbij een belangrijke boodschap. Hij roept op om bodem en water weer sturend te laten zijn voor de ruimtelijke ordening. Dat begint met goed luisteren naar de bodem.

Tijdens mijn studie aan de Landbouw Universiteit leerden wij goed naar de bodem te kijken. Tijdens excursies en veldpractica bestudeerden en beschreven wij veel verschillende bodemprofielen, meestal zittend rond een diepe kuil. Het ging over grondsoorten, bodemvorming en de geschiktheid van de bodem voor landbouwkundig gebruik. Op LinkedIn volg ik bodemkundige John Rasic, die keer op keer interessante en verstandige opmerkingen over bodemprofielen maakt. Hij stelt dat het bodemprofiel ten grondslag ligt aan de bodemkunde, met antwoorden op vragen over ontstaan, gedrag, beheer en gebruik. Een bodemprofiel heeft voor de bodemkunde dezelfde betekenis als de anatomie binnen de geneeskunde. We moeten er volgens hem verstandig gebruik van maken. Treffender kan ik het niet verwoorden.

Luisteren naar de bodem leerden wij in overdrachtelijke zin. Dat kwam bijvoorbeeld tot uiting in het vak landevaluatie, waarin de geschiktheid van de bodem voor bepaalde doeleinden in beeld werd gebracht. Een geschiktheidskaart is nuttig, maar je bent er pas als de aanbevelingen die daaruit volgen worden opgevolgd. Daaraan gaat in de regel bestuurlijke besluitvorming vooraf, en die bepaalt pas echt of er naar de bodem en het water wordt geluisterd.

De term ‘Luisteren naar de bodem’ verscheen in 2020 in de Nationale Omgevingsvisie en in 2021 in de Europese bodemstrategie. Uiteindelijk verscheen die ook in het regeerakkoord. En nu brengt Hugo de Jonge de term op niet mis te verstane wijze onder de aandacht in zijn recente Ruimtelijke Ordeningsbrief. Eerder omarmde onze Deltacommissaris dit principe en recent schreef Ingrid van de Vegte van het Fries Sociaal Planbureau daar een interessante column over in het Friesch Dagblad. Bestuurlijk bespeur ik hier draagvlak voor.

Resteert de vraag hoe we het principe handen en voeten gaan geven. Voor de uitwerking van het beleid is een belangrijke plaats toebedeeld aan de gebiedsgerichte aanpak. Naast een regisserende rol van het rijk wordt een belangrijke rol toebedeeld aan de provincies. Onlangs verschenen berichten over provinciale bestuurders die minder geschikt lijken voor deze taak. Het leek er even op dat de stikstofproblematiek werd ontkend, al werd dat later weer gedeeltelijk herroepen. Waar kennen we dat nog meer van?

Bodemkundigen kunnen precies aangeven wat zij hebben gezien en gehoord van de bodem en hoe je dat kunt vertalen in nuttige maatregelen. Zij kunnen dat op deskundige wijze toelichten aan bestuurders, desnoods keer op keer. Maar daarna is de beurt aan de bestuurders! Om met rechte rug ervoor te zorgen dat de maatregelen ook daadwerkelijk worden getroffen.

Ik raad bestuurders aan eens te luisteren naar de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme mevrouw Zuhal Demir. Zij weet de kennis van haar medewerkers en inmiddels van haarzelf te combineren met bestuurlijke daadkracht. Ieder doet dat natuurlijk op eigen wijze. Maar kijk eens hoe zij dat doet.

Ik wil de auteurs van de ruimtelijke ordeningsbrief van Hugo de Jonge graag complimenteren. En sluit af met de vragen: Kijk je naar de bodem? Zie je ook wat? Hoor je de bodem? Luister je er ook naar?

20220601 Column Theo

 

   

 

 

 

 

  

Website

Facebook

Twitter

Reageren op deze column kan hier:  LinkedIn