We houden van bedotten. Een kanariepiet geven we een spiegeltje om de indruk te wekken dat hij niet alleen is. Een baby geven we een speen om hem het idee te geven dat hij aan mama's borst sabbelt en onszelf houden we ook graag voor de gek (Jan Klein Kranenburg, 4 december).

Onze oer-Hollandse gezelligheid kopen we tegenwoordig in de vorm van led-waxinelichtjes die met hun overbodige witte, cilindervormige uiterlijk een ultieme paraffineassociatie geven. Straks met kerst zetten wefoto_Jan_Klein_Kranenburg de kunstkerstboom weer op. Niet een ouderwetse fijnspar, die met vereende krachten uit het bos is gesleurd, maar een polyetheenvariant. De bijbehorende dennengeur en sneeuw komen uit een spuitbus. Ik las in de krant dat we over 10 jaar niet meer uit de raampjes van vliegtuigen kunnen kijken, maar dat luchtvaartmaatschappijen het uitzicht aan de binnenkant van het vliegtuig op enorme OLED-schermen gaat projecteren.

Uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat we vooral bij natuurbeleving genoegen nemen met nep. Nu hoor ik je denken: "Ik wandel op zondagmiddag toch zeker in de échte natuur?". Nou vergeet het maar: die natuur is dan wel niet van plastic, maar verder even fake als die kunstkerstboom.

Die omgevallen boom waar weelderig paddenstoelen op groeien: daar is uren over vergaderd. Er bestaat ongetwijfeld ook een meerjarenvisie voor, er is een speciaal hoofdstuk in een natuurbeheersplan voor geschreven en er is een monitoringsplan voor in het leven geroepen.

Zelfs dat hongerdoodstervende Konikveulen is geen natuur, maar onderdeel van een doordacht plan, dat onze natuurbeleving moet versterken. Beléving ja, want écht natuur is het natuurlijk niet. Het is gecaste dramatiek; een Truman Show in de Hollandse polder.

Niet voor niets worden everzwijnen die een kanaal overzwemmen -en zich hiermee buiten de beleidsmatige zwijncontouren begeven- rücksichtslos door de boswachter naar het hiernamaals geholpen. Kom op zeg, wat denken die beesten wel. Natuur moet natuurlijk wel te managen blijven. De schimmel op dat kliekje in je koelkast, het mos op de raamrubbers van je ongewassen auto, de hoofdluis van je kind: dat is pas échte natuur.

Moeten we dan perse échte natuur willen? Nee natuurlijk niet. Als we ons thuis laten bedotten door nepwaxinelichtjes, nepkerstbomen en nepdennengeur, dan is het toch geen probleem als we natuur ervaren in een bos dat in werkelijkheid helemaal geen natuur is? Het zou van de zotte zijn als we in een klein, dichtbevolkt land hekken gaan plaatsen om gebieden en er vervolgens niets meer mee doen.

En dat inzicht vind ik nu zo knap van een organisatie als Natuurmonumenten. Vorige week presenteerden ze de uitkomsten van hun Grote Natuurenquête. Wandelaars blijken soms last te hebben van loslopende honden in een bos waar ruiters mountainbikers ontmoeten, kinderen bloemen plukken en waar een geocacher wel een keertje op een bedreigd plantje zal staan. Nu kun je natuurlijk het bos op slot gooien omdat die ene orchidee geplet dreigt te worden door die bergschoenen van het type Mount Everest, maar je kunt ook een dialoog starten met de verschillende gebruikers en hun wensen: wensen om het bos te beleven op hún manier. De mountainbiker krijg bij Natuurmonumenten de ruimte om zich te wanen op de hellingen van de Grand Canyon en de geocacher mag in alle vrijheid de illusie hebben dat hij een piratenschat zoekt in het regenwoud van Costa Rica.

De term 'natuurbeheer' is daarmee overigens verworden tot een contradictio in terminis, want als je iets beheert is het in mijn ogen geen natuur. Natuurmonumenten doet dus eigenlijk aan 'mensbeheer in een omgeving die natuurbeleving biedt' en dat lijkt mij een lovenswaardige activiteit die steun verdient!

Jan Klein Kranenburg

Werkt bij Rijkswaterstaat Leefomgeving, maar schrijft zijn columns op persoonlijke titel.

Website

Twitter

Reageren op deze column kan hier: Linkedingroup