Dit is de laatste bodemcolumn van dit jaar. Het is een ‘long version’ want ik was dit jaar nog niet uitgesproken. En de lockdown zorgt vast voor wat extra tijd om te lezen. Aan onderwerpen voor een column geen gebrek. Hoezo klaar met de bodemopgave? Denkend aan het opslaan van koolstof (€ 150 per ton kooldioxide) en het verwijderen van stikstof (wie rekent er even aan de prijs per ton) staan we nog maar in de startblokken van het bodembeheer. Eerst wilde ik iets schrijven over het lozen van afvalwater in de Twentse bodem, ook al omdat veel personen binnen de NAM mijn columns lezen. Daarna wilde ik het regeerakkoord onder de loep nemen, met uitstapjes naar woningbouw, kernenergie, kooldioxide en stikstof. Uiteindelijk koos ik toch weer voor de wettelijke definitie van grond, in relatie tot granuliet. (Theo Edelman, 20 december)

Foto Theov3Even ter herinnering de wettelijke definitie van grond uit het Besluit bodemkwaliteit: ‘Grond is vast materiaal dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 mm en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodemvoorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter, met uitzondering van baggerspecie.’

‘Granuliet in diepe plassen is geen grond.’ Als ik dit zou stellen denk je waarschijnlijk dat ik de laatste maanden onder een steen heb geleefd. De Raad van State heeft immers uitgesproken dat granuliet wel grond is. En toch kan ik het standpunt ‘geen grond’ juridisch verdedigen. Grond leidt in de bodemwetgeving maar een karig bestaan. Het is een ex-situ begrip. Dat betekent dat er volgens de wet in de bodem en dus ook in ondieper gemaakte plassen geen grond aanwezig is. De wet spreekt pas van grond als het vaste materiaal uit de bodem is gehaald. Wat in de bodem zit is merkwaardigerwijs geen grond. En als granuliet grond is, geldt dat ook voor granuliet.

Ik schreef al eerder dat deze ex-situ status van grond mij niet bevalt. Daar zouden we vanaf moeten. Deze status staat op gespannen voet met mijn bodemkundige inzichten en mijn taalgevoel.

Ik vind de wettelijke definitie van grond uitgesproken krakkemikkig. Men heeft destijds blijkbaar de kool en de geit willen sparen. De definitie is voor meerderlei uitleg vatbaar en schept dus verwarring. Dat is de afgelopen maanden wel gebleken. En dat is vervelend voor de grondhandel, bevoegde overheden en bezorgde burgers. Maar wel weer voer voor technische adviseurs, journalisten en columnisten. Die moeten dan ook extra hun best doen.

Na een tv-uitzending van Zembla over granuliet vorig jaar volgde een pittige discussie over de eigenschappen en het gebruik daarvan. Naar mijn oordeel ontbrak het daarbij op momenten aan de vereiste diepgang. Drie recente gebeurtenissen vragen om een reactie:
(1) de beslissing van de Raad van State over de status van granuliet,
(2) de publicatie van het rapport ‘Schurende korrels’ van Wim Kuijken en
(3) de veroordeling van voormalig milieuofficier Gustaaf Biezeveld voor zijn uitspraken in Zembla.

In oktober 2021 heeft de Raad van State geoordeeld dat granuliet als grond mag worden geclassificeerd en dat het Rijk daarom terecht niet handhavend heeft opgetreden tegen het ondieper maken van een plas met granuliet. Dat mag immers met grond. De Raad van State baseert zijn oordeel op een technisch rapport van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak. Daarin wordt het standpunt van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat herhaald dat granuliet grond is. Naar mijn oordeel gaat dit technische rapport onvoldoende in op het aspect structuur in de definitie van grond. Ik vraag me verder af of de Raad van State de inhoud van het technische rapport goed heeft kunnen begrijpen. Het is een vak apart om in alle nuances voor juristen uit te leggen wat voor sommige technici al lastig te begrijpen is. Op de website van de Raad van State staat dat granuliet bestaat uit ‘organische stof in een verhouding en met een structuur die van nature in de bodem worden aangetroffen’. Deze verminkte zin slaat nergens op. Daarbij komt dat granuliet waarschijnlijk geen organische stof bevat. Het gehalte aan organische stof wordt gemeten als verlies aan gewicht na gloeien. Dit gloeiverlies zou moeten worden gecorrigeerd voor het verlies aan kristalwater bij datzelfde gloeien. Ik vermoed dat dit niet is gebeurd. Het is maar een onderdeel van de discussie, maar toch. Zou de Stichting advisering Bestuursrechtspraak er gloeiend bij zijn?

Ik hintte hierboven al op de structuur van grond. Tijdens mijn opleiding tot bodemkundige zag ik een foto van kleiplaatjes die bij elkaar werden gehouden door een draadje van humus. Het was net als verschillende enveloppen die bij elkaar worden gehouden door een elastiekje of een touwtje. Door de binding met humus kreeg de klei structuur. Dat begrip staat voor de rangschikking van de afzonderlijke delen in grond. Als we nu de humus vervangen door een kunstmatig product, bijvoorbeeld polyacrylamide zoals in granuliet, dan ontstaat ook structuur. De vraag is dan of dat een structuur is zoals die van nature in de bodem wordt aangetroffen. Dat is een kwestie van interpretatie. Ik zou zowel een ‘ja’ als een ‘nee’ als antwoord op deze vraag kunnen verdedigen. Daardoor is het geen uitgesproken conclusie. Eerder heb ik in een column uitgelegd waarom ik vind dat granuliet inderdaad voldoet aan de definitie van grond, maar dat de toelichting op de definitie daarover weer twijfels oproept. Ik denk dat in de definitie niet precies staat wat de bedoeling is geweest. Het voert zelfs in een ‘long version’ te ver om ook in te gaan op de vraag of je grond met polyacrylamide schone grond mag noemen. Dat komt vast nog een keer.

In november 2021 verscheen het rapport ‘Schurende korrels’. Het gaat over ‘de wijze van handelen bij de voorbereiding van de besluitvorming over de status en kwalificatie van granuliet’. Plaats van handeling: het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en zijn verschillende onderdelen. In het rapport wordt goed verwoord welke schok de uitzending van Zembla binnen het ministerie en vooral Rijkswaterstaat teweeg heeft gebracht. Verder wordt beschreven hoe de besluitvorming hoort te verlopen, inclusief de zeggenschap van het externe College van Deskundigen en het laatste woord van de minister en de staatssecretaris. In het rapport mis ik een beschouwing over de wettelijke definitie van grond, volgens mij de bron van alle onduidelijkheid. En over de oprechte twijfels die daaruit kunnen voortvloeien. Wim Kuijken neemt het adagium ‘granuliet is grond’ als uitgangspunt. Ik heb vernomen dat veel ambtenaren boos zijn geworden na het lezen van dit rapport. Ik kan me dat goed voorstellen, omdat het voorbijgaat aan de kern van de verontwaardiging.

In december 2021 oordeelde de Rechtbank in Den Haag dat voormalig officier van justitie Gustaaf Biezeveld te ver is gegaan met zijn uitspraken over het storten van granuliet in het gebied Over de Maas. Die uitspraken betroffen ‘opzettelijke illegale stort van afval’ en ‘valsheid in geschrifte’. Volgens de rechtbank sprak hij daarover ‘zonder enig voorbehoud of nuancering, terwijl hij daarvoor onvoldoende bewijs had en beter had kunnen weten’. Hij moet zijn uitspraken rectificeren. Ook moet hij een schadevergoeding betalen.

Aan de ene kant speelt hierbij de vrijheid om kritische tv-programma’s te maken met daarbinnen de vrijheid van meningsuiting. Hoor en wederhoor zijn daarbij van belang. Aan de andere kant hoef je het als bedrijf niet te accepteren als je naar jouw oordeel in je belangen wordt geschaad. Dan kun je naar de rechter stappen. Die moet dan de verschillende belangen afwegen en een oordeel vellen. Dat is dus gebeurd. Ik vraag mij af de rechtbank voldoende kennis over de wettelijke definitie van grond in relatie tot het product granuliet tot haar beschikking had, om een genuanceerd oordeel in deze kwestie te kunnen vellen. De definitie van grond is immers niet heel duidelijk, zoals ik hierboven heb geschetst. De stelligheid van de uitspraak vind ik dan wel opvallend.

De uitspraak kan er toe leiden dat deskundigen meer afhoudend worden bij vragen van de pers. Zij lopen immers financiële risico’s. Zijn zij misschien wel uitgesproken? Dat lijkt mij een verschraling voor de vrije en kritische journalistiek.

Het valt mij tegen dat de onduidelijkheden in de wettelijke definitie van grond niet aan de kaak zijn gesteld of zelfs maar zijn meegewogen. Laat staan dat de definitie verhelderd is door de jurisprudentie. Naar mijn oordeel zijn die onduidelijkheden de bron voor de ontstane verwarring en de onenigheid. Ik vind dat een gemiste kans.
Om herhaling hiervan te voorkomen heb ik een eenvoudig recept. Pas de wettelijke definitie van grond aan. Zorg dat er een perfecte definitie in de Omgevingswet komt. En ga voor het zover is genuanceerd om met verschillende opvattingen.

Ik wil graag afsluiten met een ander type nieuws. Als Bodem van het Jaar 2022 is de kleigrond gekozen. De grond waarop ik woon! Misschien gaat Nederland zich aansluiten bij de traditie van Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland om jaarlijks een Bodem van het Jaar uit te kiezen.

Ik wens alle lezers goede feestdagen toe. Ik ben even uitgesproken.

20211220 Column Theo

 

 

 

 

 

 

 

Theo Edelman

Website

Facebook

Twitter

Reageren op deze column kan hier:  LinkedIn