Van nature ben ik nieuwsgierig aangelegd, wil graag weten hoe dingen in elkaar zitten, wat de verbanden zijn. Bij het uitvoeren van bodemonderzoek wordt dit aangemoedigd door vooraf het historisch onderzoek uit te voeren en gedurende het onderzoeksproces het conceptueel model op te stellen en bij te schaven. Dit proces vergt regelmatig enig speurwerk, (toevallige) ontdekkingen en creatief denkvermogen. Een kolfje naar mijn hand: het zoeken naar het causaal verband tussen oorzaak en verontreinigingssituatie. Vooral wanneer uitspraken gedaan moeten worden over de totale omvang van een verontreiniging, verspreidingsrisico’s en saneringsopties is het belangrijk om oorzaak/gevolg te snappen. Het geeft me energie als de dingen kloppen, zoals in de jaren ’80 een TV-serie telkens werd afgesloten met “I love it when a plan comes together”.

Evenzo frustrerend is het als een verontreiniging wordt aangetroffen op een plek waar geen logisch verband gelegd kan worden. Zo herinner ik me een onderzoek naar een zinkverontreiniging rondom een vervallen spoorlijn in Twente.  In de Tweede Wereldoorlog zouden daar Duitsers hun munitiewagons hebben verscholen onder de bomen. Een eenvoudige relatie tussen metalen in de bodem en munitie is gauw gelegd en met een paar afperkende boringen in de omringende tuinen is het klusje geklaard. De directe omgeving is in het verleden opgehoogd, dus de verontreiniging zal zich waarschijnlijk beperken tot aan de rand van die ophoging. Direct naast de spoorlijn wordt op een meter diepte een laag keileem aangetroffen, niet ongebruikelijk in dit deel van Twente, daarmee is de verontreiniging ook verticaal ingekaderd.

Al snel volgt een verontrustend telefoontje van het laboratorium: wat we in vredesnaam voor materiaal hebben aangeleverd. In de ‘keileem’ zijn koper, barium, kobalt en zink aanwezig in gehalten tussen 0,5 en 20 procent! Dit kan niet afkomstig zijn van Duitse munitie, dus er moet een andere oorzaak zijn, maar wat? En welk spul is dit en waar ligt het overal? Koortsachtig gaan we op zoek naar mogelijke oorzaken. Gesprekken met de bewoners en speurwerk in de gemeentelijke archieven leveren weinig op. Op een trouwfoto van een bewoner is een graafmachine te zien die het gebied achter de tuin ophoogt. We hebben een periode: zomer1966, verder niets. Op weg naar kantoor rijd ik onder een spoorbrug door, “anno 1966” staat erop. Toeval of valt me dit toe?

Op een oude luchtfoto zie ik dat op de plek van de spoorbrug twee gebouwtjes hebben gestaan, behorend bij de textielindustrie. In de gemeentelijke archieven vind ik meer aanwijzingen: het waren verfbaden voor spijkerstof. De aannemer die de spoorbrug heeft aangelegd blijkt dezelfde aannemer die het gebied naast de vervallen spoorlijn heeft opgehoogd. Er zijn zelfs tekeningen van het gebied dat is opgehoogd. Het laboratorium van de UT bevestigt dat de ‘keileem’ organisch gebonden verfstoffen zijn in de kleur ‘spijkerbroekenblauw’. De cirkel is rond en ik kan weer rustig slapen.

Bert Baan (TTE Consultants)

20230919 column Bert

Website

LinkedIn

Reageren op deze column kan hier:  LinkedIn