Wij eten thuis niet of nauwelijks vlees uit de supermarkt (Jan Klein Kranenburg, 21 november).

Ik vind het namelijk maar raar dat men voor mijn biefstuk regenwoud moet kappen in Brazilië om soja te verbouwen dat in Ierland als veevoer dient voor stieren die we vervolgens in Nederland weer opeten. In plaats daarvan bezoek ik eens per jaar een 'natuurboer' bij mij in de buurt. Hij laat stoere Herefordrunderen grazen in een natuurgebied. Die beesten hebben slechts het schrale gras van het natuurgebied nodig om toch lekker in hun vel te zitten. In de slachtmaand november brengt de boer een paar stieren naar de slager die vervolgens ontleed in bakjes met eco-keurmerk terugkomen.foto_Jan_Klein_Kranenburg

Op een vastgestelde zaterdag komen er dan mensen zoals ik een voorraadje van dat vlees halen voor de diepvries. Een aardige bijkomstigheid is dat deze dag altijd leuke gesprekken met interessante mensen oplevert.

Naast iemand van de –googlewaardige- Natuurderij Keizersrande sprak ik ook iemand die ooit een rondleiding gaf aan een staatsrechtdeskundige uit Amerika. Deze deskundige deed wereldwijd onderzoek naar verschillende vormen van democratie. Hij was tijdens zijn studie gefascineerd geraakt door de Nederlandse waterschappen. "Want," zo redeneerde hij "wat is er logischer dan een democratie te organiseren rond één van de meest basale eerste levensbehoeften van haar inwoners".

Hij doelde hierbij op de bescherming tegen het water. Op dat moment klonk dit volkomen logisch. Wel vroeg ik me vrijwel meteen af waarom het waterschappen dan toch niet lukt om dat belang onder de aandacht te krijgen van u en mij. Want wees eens eerlijk: als u al gaat stemmen tijdens waterschapsverkiezingen, doet u dat dan vanuit een moreel democratisch plichtsbesef, of doet u dat heel bewust op een kandidaat waar u zich door vertegenwoordigd voelt?

Misschien doen waterschappen het wel té goed. Zo goed, dat we niet meer doorhebben dat ze nodig zijn. Misschien hebben we wel af en toe een klein bezwijkend veendijkje nodig om ons dat te beseffen.

Een presentatie van Henk Scholten tijdens de ProGideon-conferentie van vorige week illustreerde dat: Het verbaasde deze hoogleraar van de VU dat Microsoft waarschijnlijk 2 miljard gaat investeren in een nieuw datacentrum op een bedrijventerrein in de Wieringermeer. Dat het datacentrum op restenergie uit de glastuinbouw kan draaien is kennelijk belangrijker dan de ligging t.o.v. NAP. Is dit een blind vertrouwen in het Nederlandse watermanagement? Kunnen we ons dan niet beter wat meer richten op de export van deze kennis in plaats van de import van die gekke soja?

Jan Klein Kranenburg

Werkt bij Rijkswaterstaat Leefomgeving, maar schrijft zijn columns op persoonlijke titel.

Website

Twitter

Reageren op deze column kan hier: Linkedingroup