BILTHOVEN - Het RIVM stelt een werkwijze voor waarmee de effecten van vervuilingen op organismen in bodem en sediment realistischer kunnen worden weergegeven (Helpdesk Water, 16 mei).

Uitgangspunt van deze werkwijze is de concentratie van de vervuilende stof waarmee organismen in de bodem daadwerkelijk in contact komen (de biobeschikbare concentratie). In de praktijk blijkt namelijk dat een deel van vervuilingen aan de bodemdeeltjes gebonden blijft waardoor ze geen effect hebben op organismen. De verwachting is dat door deze realistischere werkwijze het aantal bodems dat momenteel als risicovol wordt aangemerkt, kleiner wordt. Hierdoor kunnen er mogelijk minder gevallen voor sanering in aanmerking komen.

Huidige bodembeleid gaat uit van totaalconcentraties
In de bestaande ecologische risicobeoordeling van bodemverontreiniging wordt de bodemkwaliteit beoordeeld op basis van totale concentraties verontreinigde stoffen in de bodem. Deze totaalconcentraties worden vervolgens vergeleken met de interventiewaarden voor de desbetreffende stoffen. Als de gemeten concentraties hoger zijn dan deze norm, kan aanvullend onderzoek plaatsvinden om te bepalen of de bodem moet worden gesaneerd.

Voorstellen voor implementatie in bodembeleid
Dit rapport beschrijft vijf methoden en de bijbehorende gebruiksprotocollen om biobeschikbare concentraties in de bodem te meten voor organische verontreinigingen. Daarnaast worden twee voorstellen gedaan om de uitkomsten van deze methoden te implementeren in het bestaande bodembeleid voor besluitvorming binnen het saneringsbeleid van verontreinigde gronden en voor duurzaam bodemgebruik.

Bron: RIVM
Direct naar het rapport; Advice on implementing bioavailability in the Dutch soil policy framework