HEERLEN - De modellen die worden gebruikt bij bodemverontreiniging om de hoeveelheid gevaarlijke stoffen in gebouwen te voorspellen, schieten te kort (Open Universiteit, 2 april).
Vaak voorspellen ze grotere hoeveelheden gevaarlijke stoffen in gebouwen dan er feitelijk aanwezig zijn. Dan worden de gezondheidsrisico's overschat. Het omgekeerde gebeurt overigens ook. Dat concludeert Jeroen Provoost in zijn proefschrift, getiteld 'Soil contamination and indoor air quality'. Ook stelt hij vast dat de normen die worden gehanteerd voor bodemsanering van land tot land sterk verschillen. Provoost promoveert vrijdag 5 april 2013 om 13.30 uur aan de Open Universiteit in Heerlen.
Aanleiding
De onderzochte bodemverontreinigingen zijn vluchtige, organische chemicaliën. Deze kunnen vanuit de bodem naar de fundering van gebouwen migreren en vervolgens naar de binnenlucht, waaraan mensen kunnen worden blootgesteld. Om de hoeveelheid van deze stoffen in de binnenlucht te voorspellen, worden modellen gebruikt. Van deze modellen is nog niet voldoende duidelijk hoe accuraat en conservatief zij zijn. In het proefschrift zijn een aantal gangbare modellen toegepast op bekende gevallen van bodemverontreiniging, waarvan meetgegevens beschikbaar zijn. Ze zijn daarbij onderling vergeleken op hun accuraatheid en conservatisme. Conservatisme heeft hier betrekking op de mate waarin variatie (variabiliteit en onzekerheid) is meegenomen in de voorspelde luchtconcentratie.
Onderzoek
Het onderzoek van Provoost laat zien dat het Nederlandse model CSoil, het Noorse model, en Vlier-Humaan niet altijd voldoende conservatief blijken als de standaard parameterwaarden wordt gebruikt. Bepaalde modellen, zoals het Johnson en Ettinger model en het Vlaamse model Vlier-Humaan zijn relatief accuraat, maar hebben een verhoogde kans op vals-negatieve resultaten. In het laatste geval kan de voorspelling zijn dat de verontreiniging in de binnenlucht onder de norm blijft terwijl deze er in feite boven zit. Het Johnson en Ettinger model en het Nederlandse model VolaSoil blijken zowel accuraat als voldoende conservatief.
Conclusie van Provoost is dat de onderzochte modellen vaak de binnenluchtconcentratie overschatten. Mogelijke oorzaak hiervan is de onjuiste aanname die alle modellen doen over de verdeling van organische chemicaliën tussen grondwater en bodemlucht.
Aanbevelingen
Dit promotieonderzoek resulteert in aanbevelingen om onderzoeken van gezondheidsrisico's bij bodemvervuiling te verbeteren. Er wordt onder meer aanbevolen om twee modellen te gebruiken in plaats van één model.
Over Jeroen Provoost
Jeroen Provoost studeerde milieuwetenschappen aan de OU. Hij werkte drie jaar bij een consultancybureau dat zich bezighoudt met bodemonderzoek en sanering. Vervolgens werkte hij bij de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), waar zijn onderzoek de bodemwetgeving in Vlaanderen ondersteunde. Provoost richt zich op het bepalen van gezondheidsrisico's van bodemverontreiniging, met name dampintreding in gebouwen.
Jeroen Provoost promoveert bij de faculteit Natuurwetenschappen van de Open Universiteit. Zijn promotor is prof. dr. Lucas Reijnders en co-promotor is dr. Jan Bronders.