DEN HAAG - Het aantal gevallen waarbij sprake is (of kan zijn) van een MTBE en/of ETBE verontreiniging in het grondwater is in absolute zin laag (Rijkswaterstaat Leefomgeving, 3 juni).

Wel is blijvend aandacht nodig voor de communicatie over de wijze van melden en de te volgen strategie bij geconstateerde overschrijdingen van triggerwaarden voor MTBE en ETBE-verontreinigingen. Ook hebben bevoegde overheden behoefte om praktijkervaringen over de op te leggen hersteldoelstelling en het realiseren ervan te bundelen en onderling te delen. Dit zijn enkele conclusies uit een evaluatie van de 'Circulaire toepassing zorgplicht Wbb bij MTBE- en ETBE-verontreinigingen' die in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu is uitgevoerd.

In opdracht van en in samenwerking met het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft Bodem+ het afgelopen jaar de 'Circulaire toepassing zorgplicht Wbb bij MTBE- en ETBE-verontreinigingen' geëvalueerd. Deze circulaire is in 2009 in werking getreden. Met de monitoringsverplichting en de doormeldplicht aan het bevoegd gezag Wbb is inmiddels respectievelijk 3 en 2 jaar praktijkervaring opgedaan. De evaluatie moest inzicht geven of:

  • de zorgplicht, zoals uitgewerkt in de circulaire, werkt
  • het doel, de bescherming van de drinkwatervoorraden, wordt gehaald
  • en of waar nodig de zorgplicht adequaat wordt opgelegd

tankstationMonitoring
De jaarlijkse monitoring op de stoffen MTBE en EBTE bij inrichtingen milieubeheer met opslag van benzine is inmiddels gangbare praktijk. Uit de evaluatie blijkt dat het aantal gevallen waarbij sprake is, of kan zijn, van een MTBE en/of ETBE verontreiniging in het grondwater in absolute zin laag is. Slechts zeer incidenteel is sprake van een overschrijding van de door RIVM opgestelde interventiewaarde van 9400 ug/l. De algemene indruk is, dat overschrijdingen van de triggerwaarden worden gemeld bij de overheid.

Uit de verkregen informatie blijkt dat het Wbb-bevoegde gezag in voorkomende gevallen, na beoordeling van de resultaten van een gemelde overschrijding, een besluit nemen of de verontreiniging moet worden gemeld in het kader van artikel 14 van de Wbb en de drijver van de inrichting hierover informeren. Ook wordt bij de eerste beoordeling bekeken of vervolgacties noodzakelijk zijn en waaruit die dan moeten bestaan.

Nadat een feitelijke bodemverontreiniging is geconstateerd, worden monitoringsverplichtingen of herstelplicht opgelegd. Vaak wordt eerst gevraagd om aanvullende monitoring of aanvullend onderzoek uit te voeren op basis waarvan een goed besluit kan worden genomen. Ook zijn de afgelopen jaren al concrete ervaringen opgedaan met de uitvoering van grondwatersaneringen gericht op MTBE- en EBTE-verwijdering.

Het evaluatieonderzoek concludeert tot slot dat er op dit moment geen noodzaak of wenselijkheid bestaat voor aanpassing van deze circulaire.

Voor meer informatie zie Evaluatierapport Invulling zorgplicht MTBE ETBE_definitief (541 kB).