Het congres “echte schatten vind je in de ondergrond” heeft het ruimtelijk inrichten van de ondergrond op de kaart gezet. Een goed congres, zo vonden vele aanwezigen, want aandacht voor de ondergrond is niet vanzelfsprekend (VROM, 22 november). Bent u tevreden over het congres?Laat ik voorop stellen: het was een zeer geslaagd congres. Daar moet ik echter gelijk een nuance in aanbrengen: de bezoekers van het congres waren vooral insiders: een kopgroep, die plannen met de ondergrond een warm hart toedraagt. We realiseren ons goed dat het een hele klus zal worden om eenzelfde enthousiasme los te maken bij andere ruimtelijke professionals. Het hanteerbaar maken van ondergrondse vraagstukken voor de gemiddelde RO-professional is nog een klus. Om dat te bereiken willen we graag dat er een platform komt, gedragen door drie organisaties: COB, SKB en Habiforum. Vanuit DG Ruimte zijn we de ondergrond serieus gaan bekijken vanaf 2000 (publicatie van een Ruimtelijke Verkenning: Het belang van een goede Ondergrond). En feitelijk zie je dan dat er drie werelden van plannen met de ondergrond zijn: de wereld van het ondergronds bouwen, de wereld van de bodembeheer en de wereld van het meervoudig ruimtegebruik. Feitelijk zijn dat de domeinen van de drie reeds genoemde organisaties. In de praktijk zie je echter dat het moeilijk is om die drie werelden bij elkaar te brengen. Om dat voor elkaar te krijgen hadden we in 2000 een plan bedacht om een Expertise Centrum voor de Ondergrond (ECON) op te zetten. Dat is er echter niet van gekomen. Nu spelen we met het idee om een lichtere vorm, ECON light, te realiseren. Uit de praktijk, bijvoorbeeld bij het project Arnhem Rijnboog, hebben we inmiddels geleerd dat het bij plannen met de ondergrond gaat om een amalgaam van issues en kwaliteiten. Dat moet je hanteerbaar maken. Dan werkt het niet meer via de oude invalshoeken alleen, zoals als milieu, ondergronds bouwen of bodembeheer. In de praktijk hangt dat met elkaar samen. Om die complexiteit goed hanteerbaar te maken is een integrale visie op plannen met de ondergrond nodig. Wat maakt het nu eigenlijk zo lastig? Enerzijds lijkt het namelijk allemaal zo logisch: de ondergrond wordt drukker, iedereen wil gebruik maken van die ondergrond: voor kabels, voor tunnels, voor installaties. Aan de andere kant staat de ondergrond nog niet prominent op de agenda. Waar ligt dat nu aan?Het is ingewikkeld. Als je de ondergrond en de bovengrond vergelijkt, dan zie je dat er in de bovengrond een teveel aan regelgeving is, terwijl er in de ondergrond een groot tekort aan regelgeving is. De praktijk vraagt dan ook om regie, regelgeving en ordening. Herman Vuisje, de inleider van de Ruimtelijke Verkenning uit 2000 had het dan ook over de ondergrond als een ‘New Frontier’, een wild west, waar quasi alles nog kan. Er is ervaring opgedaan in een aantal pilots: Utrecht, Arnhem Rijnboog. Wat hebben we vooral geleerd?In die pilots zijn eigenlijk een aantal sporen te onderscheiden: het informatiespoor, het afstemmingsspoor, het processpoor, het 3-Dspoor en het batenspoor. Dat zijn allemaal aspecten in het planproces, waar je rekening mee moet houden. In die pilots hebben we die verschillende sporen goed ontleed en per spoor ervaring opgedaan. Dat moeten we nu goed gaan afstemmen. Daarom hebben we ze in een toolkit samengevat, zodat deze ervaring gebundeld gebruikt kan worden. Ik zie dat plannen met de ondergrond zou moeten aanhaken bij de Nieuwe Wro. De Nieuwe Wro biedt een nieuw zicht op de verschillende planverantwoordelijkheden: allereerst de omgeving van de structuurvisie, die politiek bindend is. Vervolgens de omgeving van de projectontwikkeling en de omgeving van het bestemmingskader. Die manier van denken zou ook moeten gelden voor het kwalitatief goed inrichten van de ondergrond. Wat is er nu echt goed gegaan in deze pilots?Arnhem Rijnboog is feitelijk het meest geavanceerde project. Dat komt enerzijds door de a-typische situatie dat er nog steeds Tweede Oorlog-explosieven in de ondergrond zitten. Daarnaaast is er de grondwaterstroom vanaf de Veluwe naar de Rijn. Dat zijn complicaties die Arnhem dwingt om zorgvuldig met de ondergrond om te gaan. Ook de ruimtelijke opgave om het water terug te brengen in de stad, maakte het noodzakelijk om de ondergrond vanaf de allereerste projectaanzet integraal mee te nemen in de planvorming. Als je naar Utrecht Centrum kijkt, dan is daar het leuke dat er een mooie inhaalslag gemaakt is. Pas in een vrij laat stadium is de ondergrond meegenomen. Maar dat heeft tot interessante resultaten geleid. Toch is het blijkbaar lastig om een logische boodschap als deze over de bühne te krijgen. Waar ligt dat aan? In de eerste plaats ligt dat aan de lokale praktijk: de ruimtedruk op de bovengrond is ook niet gelijkmatig over Nederland verspreid. Datzelfde geldt natuurlijk voor de ondergrond. Voor een aantal gemeenten betekent het nadenken over de ruimtelijke ondergrond alleen maar extra werk. Aan de andere kant: kabels en leidingen zijn er overal. Het is vaak zo dat de ondergrond pas op de politieke agenda verschijnt, als er een ramp gebeurd is. In Leiden is het College gevallen op de Rijn-Gouwe lijn. Maakt dat de ondergrond actueel?Inderdaad. In Amsterdam zie je bijvoorbeeld met de Noord-Zuidlijn hoe ingrijpend een dergelijke ruimtelijke beslissing is. Het huidige kabinet heeft een grote ambitie als het om binnenstedelijk bouwen gaat. Dat verhoogt de ruimtedruk zeer. Met deze ambitie in het achterhoofd, gaat het niet alleen meer over leidingen en kabels in de ondergrond, maar ga je ook nadenken over gebouwen die deels onder de grond gerealiseerd worden. Het Zeeuws Archief in Middelburg bijvoorbeeld is daarvan een prachtig voorbeeld. De loopbaan van de ondergrond is soms ook een zaak van incidenten: de tramtunnel in Den Haag heeft in dat opzicht een tijdje als een blokkade gewerkt. Dan denken de mensen toch al snel: het is wel heel ingewikkeld om iets in de ondergrond te ontwikkelen. Wat voor stappen gaan jullie zetten om de ondergrond nog beter te agenderen?Binnen VROM denken we na of de ondergrond niet deel uit moet gaan maken van het programma ‘Kwaliteit van Ruimte’. Daarnaast organiseren we ook steeds meer samenhangend beleid: we combineren milieu en ruimtelijke ordening steeds beter in ‘plannen met de ondergrond’. Daarnaast bekijken we of het eerder genoemde ECON light niet te realiseren is. Zijn er nu ook gemeenten actief aan de slag met integraal plannen?Ik zie dat een aantal gemeenten al actief bezig is en feitelijk al een soort community of practice vormen. Rotterdam, Enschede, Arnhem en Utrecht zijn natuurlijk heel erg actief bezig. Andere gemeenten haken daar bij aan. Dus de ontwikkeling gaat de goede kant op. Belangrijk is dat het beeld aan het kantelen is, dat de ondergrond niet het spreekwoordelijke vloerkleed is, waar je de rotzooi onder kan vegen, maar kansen biedt voor ruimtelijke kwaliteit. Dit interview is het eerste in een tweedelige reeks: over twee weken bespreken we de milieuaspecten van de ondergrond.