Het Europees Parlement heeft 12 december 2006 zijn fiat gegeven aan het met de Raad bereikte akkoord over de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en kwalitatieve achteruitgang. De nieuwe Grondwaterrichtlijn is hiermee definitief vastgesteld (SenterNovem, 9 januari).

 

Deze moet nu door de lidstaten worden geïmplementeerd in nationale wetgeving. De richtlijn zal naar verwachting in 2009 in Nederland van kracht worden. Voor decentrale overheden is deze richtlijn van belang, vanwege hun betrokkenheid bij het grondwaterbeheer en de verplichting tot het treffen van maatregelen om emissie van gevaarlijke stoffen naar het grondwater te voorkomen.

Zo’n zeventig procent van het drinkwater in de Europese Unie is afkomstig van ondergrondse bronnen. Met het oog op de bescherming van die grondwaterbronnen heeft de Grondwaterrichtlijn de vermindering van de verontreiniging van grondwater als doel. Dat doel wil de richtlijn bereiken door harmonisatie van de regelgeving van de lidstaten met betrekking tot lozingen van bepaalde gevaarlijke stoffen in het grondwater en door totstandbrenging van een systematische controle op de grondwaterkwaliteit.

Tijdens de onderhandelingen over de Kaderrichtlijn Water (KRW, 2000/60/EG) konden Raad en Europees Parlement geen overeenstemming bereiken over het vastleggen van Europese normen voor grondwaterkwaliteit en criteria voor de beoordeling van de chemische toestand van grondwaterlichamen, zoals gedefinieerd in de Kaderrichtlijn Water. Om de kaderrichtlijn aanvaard te krijgen, werd artikel 17 geïntroduceerd, waarin een aanvulling op de Kaderrichtlijn Water werd aangekondigd, met nadere bepalingen voor het voorkomen en beheersen van grondwaterverontreiniging. De oude Grondwaterrichtlijn uit 1979 (Richtlijn 80/68/EG) past niet goed in het systeem van de KRW en zal in 2013 worden ingetrokken. Het uitgangspunt van de nieuwe Grondwaterrichtlijn is dat hij hetzelfde beschermingsniveau voor grondwater biedt als de KRW en de richtlijn 80/68/EG.

Het Europees Parlement heeft bereikt dat de ‘bescherming tegen kwalitatieve achteruitgang’ als één van de doelstellingen is vermeld, in plaats van alleen ‘bescherming tegen verontreiniging’. Ook heeft het Europees Parlement bewerkstelligd dat de lidstaten nadrukkelijker worden verplicht de uitspoeling van gevaarlijke stoffen in het grondwater te voorkomen of te beperken: zij hebben de verplichting alle daarvoor noodzakelijke maatregelen te nemen en er niet alleen maar ‘naar te streven’.

Om te waarborgen dat de Grondwaterrichtlijn consistent is met andere richtlijnen is de vervuiling van het grondwater met nitraten door de landbouw buiten de richtlijn gehouden. De grenswaarde van 50 mg/l voor nitraatuitspoeling, vastgelegd in de Nitraatrichtlijn, blijft hiermee van toepassing. Verder legt de richtlijn geen EU-brede drempelwaarden voor de aanwezigheid van verontreinigende stoffen op, met uitzondering van bestrijdingsmiddelen. De richtlijn heeft als doel de meetmethoden voor het vaststellen van verontreinigingen te harmoniseren.

De richtlijn belet de lidstaten niet om striktere beschermingsmaatregelen te treffen of te handhaven. Dit is vooral van belang voor de zogenaamde beschermingszones die de lidstaten voor grondwaterlichamen kunnen aanwijzen. Op aandringen van het Europees Parlement is uitdrukkelijk bepaald dat dergelijke beschermingszones ook het hele grondgebied van een lidstaat kunnen bestrijken.

De implementatie van de nieuwe richtlijn zal met name plaatsvinden via de Wet Milieubeheer en de Wet Bodembescherming.