De Duitse chemie heeft de afgelopen vijf jaar weer minder verontreiniging geloosd in de Rijn. Daardoor is de kwaliteit van het Rijnwater - en daarmee van de Rotterdamse baggerspecie - nog verder verbeterd (Persbericht Havenbedrijf Rotterdam, 19 april).

 

Momenteel zijn niet langer directe lozingen de grootste vervuiler van de Rijn. Omdat het aandeel van de chemie inmiddels op een laag niveau zit, ligt het niet voor de hand van de chemie nog stringentere lozingsreducties te verlangen dan tot nu toe is gedaan. Wel acht het Havenbedrijf het van groot belang dat het huidige emissieniveau in de toekomst niet wordt overschreden.

Dat blijkt uit het convenant dat directeur Pieter Struijs namens het Havenbedrijf Rotterdam met het Duitse Verband der Chemischen Industrie (VCI) vandaag 19 april 2006 ondertekent. De nieuwe afspraak verlengt een vijf jaar geleden afgesloten convenant over de lozingen in de Rijn van de Duitse chemie.

Blijvende internationale druk
Het is het vierde convenant dat het Havenbedrijf sluit met de VCI, een brancheorganisatie waarbij alle belangrijke Duitse chemische bedrijven zijn aangesloten. Vorig jaar werd door het Havenbedrijf het Project Onderzoek Rijn deel 2 afgerond. Toen is aangekondigd dat het Havenbedrijf blijvend internationale druk zal uitoefenen ter verbetering van de waterkwaliteit van de Rijn. Onderdeel hiervan is het maken van afspraken over emissies met de industrie in het achterland. Het vierde convenant is belangrijk voor de kwaliteit van de baggerspecie in de Rotterdamse haven.

Ten opzichte van 1986 toen met de Duitse chemie de onderhandelingen voor het eerste convenant werden gestart, zijn forse verminderingen bereikt van geloosde hoeveelheden zink (86 procent), chroom (93 procent), koper (80 procent), nikkel (83 procent), cadmium (88 procent), kwik (83 procent), arseen (50 procent) en lood (70 procent). Voor de som aan organische halogeenverbindingen is dit 90 procent.