Wetenschappers hebben de problematiek van 'lood in bodem' versus 'lood in bloed' besproken. Directe aanleiding hiervoor was het verlagen van de acceptatiegrens voor lood in het Milieuhygiënisch Saneringscriterium (SenterNovem, 25 oktober).
De relatie tussen loodverontreiniging in de bodem en het schadelijk gehalte van lood in het bloed van mensen is namelijk onduidelijk. Naar aanleiding van de discussie over de hoogte van de Interventie Waarde en de biobeschikbaarheid zijn de volgend conclusies getrokken:
- Veel lood komt voor in een (zeer hecht) gebonden vorm. Deze kan niet door het menselijk lichaam worden opgenomen. De biobeschikbaarheid van lood uit de bodem kan daardoor op 60% worden gesteld. Deze waarde wordt ook internationaal geaccepteerd.
- Een beschermingsniveau voor lood van 90% is acceptabel. Dat betekent dat 90% van de personen, die aan lood worden blootgesteld door grondingestie, consumptie van planten of inademing van loodbevattend stof, beschermd zijn.
- De grondingestie van kinderen kan op 100 mg/dag worden gesteld (RIVM advies).
Naar aanleiding van de conclusies gaat RIVM, TNO en GGD Rotterdam verder onderzoek verrichten.
Aanpassing en de tijdslijn
Het milieuhygiënisch saneringscriterium hanteert vooralsnog de oude SUS waarden. Dat betekent dat alleen kinderspeelplaatsen worden beoordeeld op de strenge norm van 300 mg/kg. De rest blijft op de waarde van levensganggemiddelde. Hieronder valt onder andere 'wonen met tuin'. Het systeem Sanscrit 1.0 is daarop aangepast en alle gebruikers van het systeem hebben al een update ontvangen (Sanscrit 1.01).
In januari 2007 wordt de lijst met referentiewaarden, waaronder de Interventie Waarde, en de risicosystematiek C-soil bijgewerkt. De verwachting is dat lood op 530 mg/kg komt. Na onderzoek en advies van Technische Commissie Bodembescherming en Gezondheid Raad (2008) wordt duidelijk hoe de biobeschikbaarheid van lood voor kinderen nader moet worden beoordeeld.
Meer informatie
Saneringscriterium
Lood in het Saneringscriterium [pdf, 74,78 Kb]