De vaste Tweede Kamercommissie voor VROM heeft op 16 juni een rondetafelgesprek met diverse partijen over bodemsanering gehad (IPO, 17 juni).
Uitgenodigd waren IPO, VNG, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), de Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond (DCMR), de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB), en de Stichting kennisontwikkeling en kennisoverdracht Bodem (SKB).
In de 2e sessie werden gehoord VNO NCW (mede namens Logistiek Centrum Hergebruik Grond (LCHG Nederland), MKB Nederland, en de ONRI (Orde van Nederlandse Raadgevende Ingenieurs). De Tweede Kamer vroeg aan de partijen om een oordeel over de effectiviteit van het bodembeleid, een analyse van de belangrijkste knelpunten en mogelijke oplossingen.
Integraal bodembeleid
De provincies zijn voorstander van integraal bodembeleid waarin de samenhang met ruimtelijke ordening en inrichting, landbouw, natuurbeheer en waterbeheer, verder ontwikkeld dient te worden om zo te komen tot duurzaam bodemgebruik. Hoewel de provincies hun uiterste best doen om de samenhang te optimaliseren, is succes afhankelijk van een combinatie van politieke durf, draagvlak, de economische situatie en financiële continuïteit. Verder hebben de provincies er op gewezen dat de multiplier niet gehaald wordt. Dat wil zeggen dat het streven dat een kwart van de saneringskosten door de overheid betaald wordt en driekwart door de markt (projectontwikkelaars, woningbouwverenigingen) in de praktijk niet haalbaar is. De hoeveelheid geld die marktpartijen willen bijleggen bij saneringsprojecten blijkt minder dan gehoopt. Hierdoor schuift de doelstelling om in 2030 de Nederlandse bodem schoon te laten zijn, verder naar de toekomst.
Rapport rekenkamer
Wat betreft de knelpunten hebben de provincies er op gewezen dat het Rijk voldoende budget beschikbaar moet stellen voor: de uitvoering van de bodemsaneringsprojecten, de personele lasten van de provincies. En dat de regelgeving eenvoudiger moet worden en praktisch haalbaar moet zijn in de uitvoeringspraktijk. Het kritische rapport van de Algemene Rekenkamer “Voortgang bodemsanering” kwam ook ter sprake. Het IPO heeft aangegeven dat toezicht en handhaving zich positief hebben ontwikkeld. Bij bijna 80% van de gestarte saneringen is in 2002 een veldcontrole uitgevoerd. In 2000 was dit 46%. Ook de kwaliteit van het toezicht is duidelijk verbeterd. Het Rekenkamerrapport is op dat onderdeel gedateerd. Ook andere partijen vonden het Rekenkamerrapport achterhaald. De bevoegde overheden hebben in de tussentijd enorme inspanningen geleverd om toezicht en handhaving te intensiveren.
Decentralisatie
Wat betreft de oplossingen zien IPO en ook andere partijen veel in decentralisatie. Op regionaal niveau kunnen provincies bodemsaneringen combineren met ruimtelijk en economische ontwikkelingen (woningbouw e.d.), hetgeen tot forse kostenbesparingen kan leiden. Bovendien is er dan ruimte voor regionale afwegingen om zo te komen tot het zo noodzakelijke gebiedsgerichte en integraal werken.
Meer informatie bij Joyce Klink
Telefoonnummer: (070) 888 1231
E-mail: