De minister van VROM heeft te weinig grip op de bodemsaneringsoperatie. Het is niet duidelijk hoeveel verontreinigingen moeten worden gesaneerd, wat dat gaat kosten en hoe dat gefinancierd zal worden. Daardoor is onzeker of de bodemsaneringsoperatie wel in het streefjaar 2030 zal kunnen worden afgerond (Algemene Rekenkamer, 8 maart).


Daarnaast is de kwaliteit van de saneringen onvoldoende gewaarborgd. Deze problemen heeft de Algemene Rekenkamer de afgelopen vijftien jaar al vaker onder de aandacht gebracht. De minister van VROM zoekt de oplossing voor de planningsproblemen vooral in het bijstellen van ambities en doelstellingen. Dit staat in het rapport Voortgang bodemsanering, dat de Algemene Rekenkamer vandaag publiceert.

Adequate planning voor bodemsanering ontbreekt
Een terugkerend probleem bij de planning van de bodemsaneringsoperatie is dat goede ramingen van het aantal te saneren locaties en de daarmee verbonden kosten ontbreken. Ook voor het huidige beleid ontbreekt nog een sluitende kwantitatieve en financiële onderbouwing. Hierdoor kan de Algemene Rekenkamer niet beoordelen of de doorlooptijd van de operatie en de financieringswijze die de minister van VROM voor ogen heeft, haalbaar zijn.

In het verleden bleken de beoogde einddatum én de beoogde financieringswijze niet haalbaar. Van 1997 tot 2003 was het beleid van de minister gebaseerd op de veronderstelling dat bedrijven en particulieren driekwart van de totale saneringskosten zouden financieren. In de praktijk bleven de investeringen vanuit de markt ver achter bij de verwachtingen. Het tempo lag mede daardoor in de periode 1997-2003 te laag om de bodemsaneringsoperatie te kunnen afronden op de toen nog beoogde einddatum 2023. Het aantal uitgevoerde saneringen bedroeg circa 1.000 per jaar, terwijl er minimaal 2.400 hadden moeten worden uitgevoerd.

In 2003 heeft de minister van VROM de doelstellingen voor de bodemsanering bijgesteld. Daarnaast is door de bezuinigingen het streefjaar voor de afronding van de bodemsanering van 2023 verschoven naar 2030. Sinds 2004 is het `landsdekkend beeld' van de bodemverontreiniging beschikbaar. Hieruit blijkt dat het aantal verdachte locaties ruim tweemaal zo groot is als in 1997 werd geschat (750.000 in plaats van 350.000).

Onvoldoende aandacht voor kostenbeheersing
Voor de periode 2005-2009 heeft het Rijk circa € 1 miljard begroot. Provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van bodemsaneringen. Bij die uitvoering is de aandacht voor kostenbeheersing onvoldoende. Binnen het door de minister gekozen meerjarig financieringssysteem ontbreken prikkels voor kostenbeheersing. Ook maken provincies en gemeenten zelf niet optimaal gebruik van instrumenten om de kosten te beheersen, zoals het kritisch aanbesteden van werkzaamheden en scherp toezicht houden op de uitvoering daarvan.

Daarnaast zijn de saneringsplannen die ingenieursbureaus in opdracht van provincie of gemeente opstellen, veelal van onvoldoende kwaliteit om de kosten van een sanering goed te kunnen inschatten. Uit het onderzoek van de Algemene Rekenkamer bij 25 bodemsaneringen blijkt dat bijna alle onderzochte overheidssaneringen tussen de 10% en 30% meer hebben gekost dan geraamd, meestal omdat er meer grond afgegraven moest worden dan was voorzien.

Kwaliteit saneringen niet gewaarborgd
De Algemene Rekenkamer constateert dat zowel in de saneringplannen als in de evaluatierapporten vaak belangrijke informatie ontbreekt en dat provincies en gemeenten nog onvoldoende op de saneringslocaties controleren. Hierdoor kunnen zij niet goed vaststellen of er naar behoren is gesaneerd en of de verontreinigde grond op de voorgeschreven wijze is afgevoerd. Hierbij speelt ook mee dat een onafhankelijk oordeel van de milieukundig begeleider, die het resultaat van de sanering beoordeelt, meestal niet is gewaarborgd. Het ingenieursbureau waaraan hij of zij is verbonden is vaak betrokken bij eerdere fases van de sanering.

Verbeter de uitvoering en bereid bodemsaneringen goed voor
De Algemene Rekenkamer beveelt de minister van VROM aan om in de planperiode 2005-2009 toezicht en uitvoering te verbeteren en meer te sturen op doelmatigheid. Voorafgaand aan de planperiode 2010-1014 zou de minister de nieuwe doelstellingen voor bodemsanering zo concreet mogelijk uit moeten werken in een adequate planning.

De bewindspersonen van VROM hebben positief gereageerd op de aanbevelingen. In een reactie op het rapport laten zij weten dat zij op korte termijn een brief aan de Tweede Kamer zullen sturen waarin het bodemsaneringsbeleid en de te bereiken doelstellingen in relatie met het onderzoek van de Algemene Rekenkamer uiteen zullen worden gezet.