Gisteren was ik bij een sessie over grondwater in de Omgevingswet van de VNG-werkgroep bodem. De presentatie van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat riep heftige reacties op onder de aanwezige ambtenaren van gemeenten en omgevingsdiensten. (Anton Roeloffzen, 4 oktober)

foto Anton 2008

Er werd betoogd dat er eigenlijk weinig gaat veranderen ten opzichte van de huidige regelgeving. De gemeenten moeten de afvoer van overtollig hemel- en afvalwater regelen, zover bewoners en/of eigenaren dat niet zelf kunnen, en reguleren de grondwaterstand binnen het stedelijke gebied. Het waterschap regelt het peilbeheer en de waterkwaliteit in singels, sloten, boezemwateren, beken en meren (Rijkswaterstaat doet dat voor de grote rivieren en kanalen), vergunt de kleinere wateronttrekkingen en beheert de waterzuiveringen voor stedelijk afvalwater, en bekommert zich om de grondwaterkwaliteit binnen haar werkgebied. De provincie doet de rest in het kader van de Waterwet en/of de Wet bodembescherming (behoudens grotere steden, bevoegd gezag Wet bodembescherming). Zo op het eerste gezicht gaat het waterbeleid dus 'beleidsneutraal' over.

Maar schijn bedriegt. Na lezing van de Aanvullingswet en het Aanvullingsbesluit bodem, zoals die dit jaar ter consultatie zijn vrijgegeven, blijken er toch de nodige beleidswijzigingen in het vat te zitten:
- Grondwater wordt gezien als 'res nullius', d.w.z. is van niemand en toch van iedereen.
- Er worden door het Rijk geen waternormen vastgesteld, behoudens de normering, die voortvloeit uit de eisen van de Kaderrichtlijn water en/of de Grondwaterrichtlijn. Voor grondwater resteren dus alleen de drempelwaarden voor 8 stoffen.
- Er is geen saneringsplicht meer voor grondwater. Daarmee vervalt ook de mogelijkheid om de kosten van grondwatersaneringen te verhalen op veroorzakers of grondeigenaren.
- Voor 'grondwateractiviteiten', in casu grondwatersaneringen, worden de provincies bevoegde gezag. Voor een bodemsanering, waarbij zowel grond als grondwater wordt gesaneerd, heeft de initiatiefnemer dus met twee bevoegde gezagen van doen? Dat lijkt niet echt op 'eenvoudiger en beter'.
Een eye-opener was verder dat het 'prevent and limit' beginsel uit de Kaderrichtlijn water nu al niet op de juiste wijze wordt ingevuld in Nederland, hoewel het Ministerie altijd heeft volgehouden dat de Wet bodembescherming 'KRW-proof' is. Alle inbreng van gevaarlijke stoffen in het grondwater, ook die vanuit historische bodemverontreiniging, vallen onder dit beginsel en moet zoveel mogelijk worden beperkt en zelfs zoveel mogelijk naar 'nul' worden teruggebracht voor 'Zeer Zorgwekkende Stoffen'. Als verontreinigde grondwaterpluimen mogen blijven zitten, vanwege technische beperkingen en/of excessieve kosten, moeten deze worden gemonitord. Echter alle provincies en bevoegde gemeenten zijn druk doende hun nazorgverplichtingen af te bouwen. Hoezo voldoen we aan de Kaderrichtlijn water?!

Ter geruststelling werd vermeld dat de provincies en de gemeenten in overleg een en ander zelf kunnen regelen, maar gaan ze dat ook doen? Wat als een provincie besluit zich te beperken tot hun huidige KRW-taken: grondwaterbeheerplannen schrijven, grondwaterbeschermingsgebieden aanwijzen voor alleen publieke waterwingebieden (hoezo niet voor particuliere waterwinningen?!) en monitoren op alleen de acht KRW-genormeerde stoffen voor de KRW-monitoringsbuizen, bijna allemaal gelegen buiten het stedelijke gebied? Grondwaternormen bodemsanering worden dan niet afgeleid en de nazorg voor bodemsaneringslocaties wordt voor 2021 beeindigd.

Wat kan de gemeente dan nog? Zij zijn niet bevoegd voor het vaststellen van waternormen in het Omgevingsplan. Bovendien is er geen saneringsplicht voor grondwater en kunnen zij die ook niet opleggen. Ze zijn immers niet het bevoegde gezag. Noodgedwongen zullen zij zich zoveel mogelijk beperken tot grondsaneringen in de onverzadigde zone; immers het is ook de vraag of de gemeente wel bevoegd gezag is voor 'natte grondsaneringen' (grond ontgraven onder het grondwater).

Ook bedrijven zullen niet meer bereid zijn grondwater te saneren. Immers er is geen saneringsverplichting meer en er zijn geen normen. De rekening komt dus te liggen bij de 'ongelukkigen', die om de een of andere reden grondwater moeten onttrekken, vanwege de aanleg van een diepe bouwput, dan wel de winning van irrigatie-, koel- of drinkwater. En wie continueert een winning als de eigenaar ervan deze wil beeindigen en dit onaanvaardbare gevolgen gaat hebben voor de grondwaterstand, zoals de koelwaterwinning van DSM in Delft? Veelal is dat de gemeente, in andere gevallen een projectontwikkelaar, agrarier of waterwinbedrijf, uiteindelijk dus vaak de belastingbetaler. De veroorzaker en broneigenaar van een winning of grondwaterverontreiniging is immers niet meer aanspreekbaar op milieuschade.
Waar blijft het principe dat de vervuiler moet betalen?! Waar zou nu eigenlijk de zorgplicht moeten liggen?

Dit belooft weinig goeds voor het toekomstige grondwaterbeheer. Terecht maken omgevingsdiensten, gemeenten en waterwinbedrijven zich grote zorgen. En van het op de juiste wijze implementeren van Europese richtlijnen lijkt niet echt sprake te zijn. Laten we hopen dat de wetgever nog tijdig tot inkeer komt.

Natte ongraving sanering bouwkuip Markthal Rotterdam 2012Anton Roeloffzen

DCMR Milieudienst Rijnmond

Website

Reageren op deze column kan hier:LinkedinGroup