Al meerdere jaren is er commotie over PFAS, perfluoralkylstoffen, waarvan PFAS (perfluoroctaansulfonzuur) en PFOA (perfluoroctaanzuur) de meest bekende zijn. Het gaat om koolwaterstoffen, al dan niet geheel verzadigd met fluor, en met een polaire staart: een alcohol, carbonzuur, sulfonzuur, fosforzuur, etc.
Er zijn meer dan 6000 verbindingen bekend, die voor allerlei doeleinden worden gebruikt, als hulpstof voor de productie van teflon en fluor-rubbers, in blusschuim, textiel en tapijten, de galvanische industrie, bestrijdingsmiddelen en zelfs make-up.
Net als asbest hebben ze ideale technisch eigenschappen. Ze zijn chemisch en thermisch zeer stabiel. Omdat ze zeepachtig zijn vormen ze stabiel schuim en emulgeren ze uitstekend. Ze zijn ook vocht- en vuilwerend. Geen wonder dat ze zo algemeen gebruikt worden..
Helaas – en hier dringt de vergelijking met asbest zich op – hebben ze alle verkeerde eigenschappen voor mens en milieu. Ze zijn giftig, waarschijnlijk kankerverwekkend en hormoon verstorend, niet afbreekbaar in de natuur, ze hopen zich op in de voedselketen, vooral in eiwitten, en ze verspreiding zich zeer gemakkelijk in de bodem en het grondwater. We treffen ze overal aan, in de lucht, in de bodem, het grond- en oppervlaktewater, en dus ook in ons drinkwater, en in ons voedsel. Zelfs op de meest onbewoonde delen van deze aarde, de polen en hoog in de bergen, zijn ze aangetoond. En omdat de productie en het gebruik van deze stoffen maar doorgaat, hopen steeds meer van deze stoffen zich op in het milieu.
Desondanks staan alleen PFOS en PFOA op de Europese lijst van zorgwekkende stoffen. Overwogen wordt alle PFAS met 6 tot 13 koolstofatomen op deze lijst te plaatsen. Maar dan moeten er wel alternatieven komen voor alle toepassingen. Deels zijn die er al.
Ook is het belangrijk de emissies van deze stoffen zoveel mogelijk in te perken. Chemours, producent van teflon en andere PFAS in Dordrecht, is hiermee bezig onder druk van nieuwe veel strengere vergunningeisen en zij hebben de emissies al met 95% weten te reduceren. Een goed begin.
Het gebruik van PFAS-houdende blusschuim is de grootste emissiebron. Vanwege het stabiele schuim dat tegen hoge temperaturen kan, is het ideaal voor het blussen van oliebranden. Volgens de brandweerbranche is hiervoor nog geen goed fluorvrij alternatief voorhanden.
Het wordt echter ook voor andere calamiteiten nog steeds gebruikt en bij oefenblussingen. Hier kan het worden vervangen door fluorvrije alternatieven. Ook voor het gebruik in textiel, skiwas, pizzadozen, bestrijdingsmiddelen en make-up zijn goede alternatieven voorhanden. Voor teflon en fluor-rubbers is dat voor veel toepassingen nog niet het geval. Maar waarom zouden we nog teflonpannen kopen?
Maar zelfs als we morgen zouden stoppen met de productie en het gebruik van PFAS, zijn de problemen nog niet de wereld uit. Overal in bodem en water treffen we PFAS aan. Hergebruik van grond en bagger dreigt hierdoor te stagneren en ons drinkwater wordt bedreigd. Reinigingstechnieken zijn vaak nog niet voorhanden.
Ook hier zien we een parallel met asbestproductie, die ook nog steeds overal voorkomen, ondanks dat er sinds 1933 een totaalverbod is op de productie ervan. Het zal nog lang duren voor de problemen met asbest en PFAS de wereld uit zijn.
Wanneer nemen we het “voorzorgprincipe”, zoals de Europese regelgeving dat kent, nu eindelijk serieus? Want dit soort fouten zouden we niet meer moeten maken.
Anton Roeloffzen
Reageren op deze column kan hier: Facebook