Met de invoering van de Omgevingswet verandert de systematische aanpak van de chemische grondwaterkwaliteit. Niet meer aangestuurd door de centraal en sectorale Wbb met de gevalsaanpak maar meer vanuit de bodem en watersysteem benadering met als achtergrond de Europese Kaderrichtlijn water en de maatschappelijke opgaven. Het Rijk stelt geen grondwatersaneringsregels meer maar legt de regie bij de provincies die in samenwerking met gemeenten en waterschappen de grondwaterkwaliteit in beleid en regels moeten opnemen. Decentrale samenwerking is daarmee van belang maar komt niet vanzelf tot stand en er is niet veel tijd meer tot 1 januari 2022. (Peter Rood, 22 maart)

20210322 Peter Rood

De vraag hierachter is of de partijen ook de noodzaak voelen om samen te werken aan de bescherming maar ook de benutting van het grondwater. Samenwerken doe je vanuit een gedeeld belang waarbij je een bepaalde gezamenlijke urgentie voelt of omdat je een bepaalde afhankelijkheid hebt van elkaar. Is die afhankelijkheid groot genoeg? De provincies zijn bezig om via het verplichte regionale waterprogramma en de omgevingsverordening beleid en regelgeving op te stellen die doorwerken naar gemeenten en waterschappen. De gemeenten krijgen de zeggenschap op wat zo mooi heet ‘de fysieke leefomgeving’ waar bodem en grondwater onderdeel van is. En de waterschappen krijgen een meer beheersmatige rol bij wateractiviteiten met bijvoorbeeld onttrekkingen en lozingen waarbij overheveling van verontreiniging moet worden tegengegaan.

Met name de kleinere gemeenten zullen nog moeten wennen aan hun nieuwe rol op gebied van bodem en grondwaterkwaliteit. Het belang voor de gemeenten zit vooral aan de kant van de benutting zoals bij bouw en de energietransitie door het leggen van leidingen en bodemenergiesystemen. In die situaties komen initiatieven in aanraking met grondwater wat enerzijds benut wordt, maar waarbij ook kansen liggen om de kwaliteit te verbeteren via een bronaanpak voor een betere bescherming op de langere termijn. Je zou zeggen de provincies en gemeenten zouden elkaar moeten kunnen vinden door samen te werken aan de uitgangspunten van beleid en bijbehorende regelgeving. Dit bijvoorbeeld ook via de omgevingsvisies die beide partijen moeten opstellen.

Echter die puzzel om goed samen te werken vanuit het gezamenlijk belang is nog niet zo evident. Dit heeft meerdere redenen. Zoals gezegd zijn gemeenten nog niet helemaal klaar voor de nieuwe taak en rol waarbij er vaak kennis ontbreekt die moet worden ingekocht. En als het over geld gaat, is er nog geen helder zicht op het beschikbare budget vanuit het Rijk vanuit de bestuurlijke afspraken. Ik hoorde laatst een bestuurder zeggen: ‘zonder knaken geen taken’. Ik zou zeggen geef gemeenten snel duidelijkheid. Daarnaast zijn provincies intern bezig hun bodem en waterafdelingen goed te laten samenwerken bij het opstellen van grondwaterbeleid onder de Omgevingswet, Daarmee hebben ze haast om op 1 januari 2022 gereed te zijn. De waterschappen hebben ondanks de waterwet ook nog geen lange geschiedenis op het beheer van de grondwaterkwaliteit en hebben hier nog veel vragen over.

Is er dan helemaal geen perspectief op een goede samenwerking op het grondwater? Dat wil ik zeker niet beweren omdat er ook diverse goede voorbeelden zijn via het gebiedsgericht grondwaterbeheer en de gebiedsdossiers waar door de genoemde partijen goed en innovatief wordt samengewerkt in de geest van de Omgevingswet. Maar er is meer nodig om de diffuse problematiek van nieuwe opkomende stoffen waaronder PFAS, de medicijnresten en de grondwaterproblematiek vanuit de landbouw het hoofd te bieden. Vanuit die problematiek pleit ik voor een meer programmatische aanpak mede ondersteund vanuit het Rijk als systeemverantwoordelijke en vanuit ons landelijk economische belang voor een goede grondwaterkwaliteit!

20210322 Column Peter Rood

 

 

 

 

 

 

 

 

Peter Rood

LinkedIn

Reageren op deze column kan hier: LinkedIn