Ooit klonk ‘Ze vinden er wel wat op’ me als muziek in de oren. Ze, daar hoorde ik bij! In Wageningen, Delft, Enschede hadden ze (oké, ze waren toen nog ß) er voor gezorgd dat afvalwater werd gezuiverd, iedereen voldoende te eten had en Nederland nooit meer zou overstromen. Vol optimisme begonnen we dus aan de grote bodemschoonmaak. Beetje graven, beetje isoleren en voor de rest weer bacteriën het vuile werk laten opknappen. (Arne Alphenaar, 13 december)

arne

Halverwege de jaren ’90 van de vorige eeuw bleek het net iets kostbaarder en langzamer dan gehoopt. Het pragmatisme van RoSa (Robuust Saneren) en BeVer (Beleids vernieuwing bodem) verdringen het ongebreideld geloof in de maakbaarheid van een schonere bodem. Nu niet alles technologisch oplosbaar blijkt, moeten er keuzes gemaakt worden. En dus zijn het de bestuurders en politici die er wat op moeten vinden. Ze vinden vooral geitenpaadjes waarmee ongemakkelijke keuzes kunnen worden uitgesteld. Net zo lang tot water en bodem de keuzes zelf maken en besluiten te stoppen met het aan ons leveren van hun ‘ecosysteemdiensten’.

Het is nog niet te laat. Het Rijk werkt aan een Nationaal Milieu Programma waarin wordt beschreven op welke manier we ervoor willen zorgen dat de leefomgeving in 2050 gezond, schoon en veilig is. In dat ‘willen’ zit ‘m de kneep, durven we onze manier van leven echt ingrijpend te veranderen?

Als bodem- en ondergronddeskundigen kunnen we niet overal iets op vinden. Maar door er in ieder geval iets van te vinden kunnen we bestuurders helpen (dwingen) keuzes te maken. En zo opnieuw bijdragen aan een gezonde, schone en veilige leefomgeving. Voor onszelf, onze kinderen en (voor iedereen die al aan het begin van deze column actief was) onze kleinkinderen.

20221213 Column Arne 

  

 

 

 

Arne Alphenaar (TTE Consultants)

Website

LinkedIn

Reageren op deze column kan hier:  LinkedIn