De huidige warmte in Nederland deed mij denken aan Suriname, waar ik bijna drie jaar heb gewoond. Het gaat weer wat beter met de relatie tussen ons land en Suriname en dat uit zich in bezoeken van staatslieden over en weer. In april verwelkomden wij president Chan Santokhi. Daarbij herhaalde hij een eerdere oproep aan Nederlandse boeren om in Suriname te komen werken: “Jullie hebben een stikstofprobleem, stuur die Hollandse boeren hierzo”. Zou dat een goed idee zijn? Ik vroeg het twee kenners. (Theo Edelman, 19 juni)
Inwoners van het oerwoud in Suriname en elders hebben van oudsher een mooi systeem om voedsel te verbouwen, ook op stokoude bodems die nauwelijks voedingsstoffen bevatten. Zij branden een stukje oerwoud plat en de as zorgt gedurende enkele jaren voor voedingsstoffen. Uit onderzoek is gebleken dat de voedingselementen in het oerwoud voor het grootste deel in de begroeiing aanwezig zijn. Die komen na verbranden dus in de as terecht. Als de voedingsstoffen op zijn, is er weer een ander stukje aan de beurt. Door de kleine schaal waarop dit gebeurt kan dit gerust duurzaam worden genoemd. Op deze manier grootschalige landbouw bedrijven is natuurlijk geen optie.
Vorig jaar interviewden Joop Okx en ik de Nigeriaanse kunstenares Otobong Nkanga. Een van de onderwerpen die zij aansneed was de slavernij. “De teelt van slechts drie producten – suiker, koffie en tabak – en de handel daarin transformeerde drie hele continenten. Miljoenen mensen werden van hun geboortegrond verdreven. Generaties lang moesten zij in slavernij of onder dwangarbeid overleven” vertelde zij ons. Nederland liet in dit verband diepe sporen na in Suriname. Daarover wordt dezer dagen volop gepubliceerd, met veel aandacht voor de verantwoordelijken daarvoor. Jaarlijks wordt in Nederland op 1 juli met Keti Koti (ketenen verbroken) de slavernij herdacht. Ik vraag jullie aandacht daarvoor.
In de jaren veertig van de negentiende eeuw werd duidelijk dat de slavernij zou worden afgeschaft. Natuurlijk bleven er mensen nodig om de landbouwgronden te bewerken. Drie Nederlandse dominees bedachten dat dit een kans was voor arme Nederlandse boeren. In 1845 kwamen de eerste tweehonderd kolonisten in Suriname aan. Door ziektes stierven velen van hen en een deel ging terug naar Nederland, vooral ook omdat er vrijwel niets voor hen was geregeld. De blijvers settelden zich in Suriname. Hun nakomelingen worden boeroes genoemd. Zij voelen zich Surinamer, spreken de taal en hebben vaak rood haar. Af en toe werd ik in Suriname geen bakra (blanke) maar boeroe genoemd. Dat kwam vast door mijn enkele woordjes Surinaams en mijn haarkleur.
Mochten er boeren zijn die op de uitnodiging van president Santokhi willen ingaan, dan heb ik wel een paar tips. Zodra het vliegtuig is geland, applaudisseer dan. Je reisgenoten doen dat ook omdat zij zich zo gelukkig voelen terug in Suriname te zijn. Als iemand vraagt hoe het gaat, zeg je niet ‘druk, druk, druk’ maar ‘safri safri’ (rustig, rustig). Als je gasten ontvangt, zoek je de beste plek in de schaduw voor ze uit. Op welk moment van de dag ze ook komen, je gaat voor ze koken. En mocht je kinderen hebben, leer ze u te zeggen tegen volwassenen. Als je een feestje geeft, zorg je niet alleen voor drinken maar ook voor eten. Bij voorkeur rijst met kousenband of bruine bonen met kip. Vraag bij de slager niet naar kippenpoten als je de dijen bedoelt, want dan geeft hij de klauwen mee. Als je er even tussenuit wilt knijpen reis je naar Colakreek. Daar kun je heerlijk zwemmen in het uitspoelingswater van reusachtige podsolgronden. En je rust uit op het witte zand, behorend bij de uitspoelingslaag daarvan. Natuurlijk was je jezelf tweemaal per dag. En de vlag kun je gerust omdraaien. Daar kraait geen haan naar.
Maar is het ook verstandig? Ik twijfel daar sterk aan. Zouden ‘gangbare’ boeren die zich in Nederland niet kunnen of willen aanpassen zich wel kunnen voegen naar de omstandigheden in Suriname? Ik denk het niet, maar wie weet. Ik hoorde onlangs een deskundig persoon zeggen dat Nederlandse boeren hun grond niet meer kennen. Dat zou een gevolg zijn van de schaalvergroting binnen de landbouw. Vooral de machines zouden centraal staan, met weinig oog voor water en bodem. Dat zal in Suriname toch anders moeten. Otobong Nkanga zegt daarover: “Hoe vaak zie ik niet dat in het streven de landbouwproductie te verhogen, de lokale kennis gewoon terzijde wordt geschoven en er allerlei grootschalige maatregelen worden uitgerold die de potentie van de bodem ver te boven gaan.” Volgens een vriend van mij die in Suriname woont kan zijn land prima in de eigen voedselbehoefte voorzien. Er is voldoende kennis aanwezig. En velen telen voedsel op eigen erf en vangen een visje. Ik legde het ook voor aan Bart van Limborgh, bekend van de bodemsaneringen. Hij was onlangs nog in Suriname, dus hij kan het weten. Hij deed navraag bij deskundigen in zijn netwerk. Bart berichtte mij het volgende: “Sinds jaar en dag geeft uitgeverij Misset het blad Boerderij uit. Volgens veel lezers daarvan bevindt de Nederlandse land- en tuinbouw zich op grote hoogte. Veel buitenlanders komen kijken hoe wij dat doen. De productie is inderdaad hoog. Met ruilverkavelingen, diepploegen en mengwoelen is er wel wat aan het landschappelijk aanzien veranderd. Maar met grondwaterbeheersing komt er wel 50 ton aardappels van een bunder. In de veeteelt is een goed fokbeleid, een grote krachtvoergift en een optimalisering van de grasmat er de oorzaak van dat de melkgift de laatste 50 jaar bijna verdubbeld is. Door bijna gratis gas heeft onze tuin- en sierteelt de concurrentiepositie enorm kunnen verbeteren. Ons vlakke land, het gunstige klimaat en de verkrijgbaarheid van kunstmest en pesticiden doen de rest. En mocht er te weinig water zijn, dan is er nog bijna gratis grondwater om te beregenen. Hamvraag is natuurlijk of deze methodes overal toegepast kunnen worden. Boeren die elders hun heil zoeken, trekken vooral naar Duitsland, Frankrijk, Denemarken en Canada. Minder regeltjes, maar vooral vergelijkbare omstandigheden. Op een enkele witte raaf na komen er geen landen aan bod in Afrika of Zuid-Amerika waar de omstandigheden in verste verte niet lijken op die van ons. Ik denk dat Nederlandse boeren onder die omstandigheden weinig kans op succes hebben. Hoe zouden landen in die continenten hun productie dan toch kunnen opvoeren? Mijn antwoord daarop: vooral zelf doen en de beschikbare lokale kennis doorgeven aan de nieuwe generatie. Start met een eenvoudige opleiding en doe er daarna een tandje bij!”
Daar komt nog bij dat we in Nederland meer boeren nodig hebben als de agrarische productie wat kleinschaliger wordt aangepakt. Dan kan er ook meer oog zijn voor de variatie in de bodemgesteldheid op korte afstand.
Onlangs werd bekend gemaakt dat er een proef start met het telen van rijst op Nederlandse veengrond. Daarmee kan de grondwaterstand omhoog. Het is mogelijk een alternatief voor koeien op veen en een onderdeel van duurzaam veenlandbeheer. De hogere grondwaterstanden zijn goed voor het tegengaan van de oxidatie van veen en het dalen van de bodem. In Zwitserland zijn al goede resultaten behaald met het telen van rijst op veengrond. Surinamers hebben verstand van rijst. Van hen kunnen we leren hoe je het beste kunt planten, verzorgen, oogsten en verwerken. Daarom zou het beter zijn om Surinaamse boeren over te halen naar Nederland te komen, om te beginnen voor goede adviezen. Misschien kan een Nederlandse hoogwaardigheidsbekleder daarvoor pleiten bij het eerstvolgende bezoek aan Suriname. “Wij hebben een stikstofprobleem, stuur die Surinaamse boeren hierzo”.
Onlangs kreeg ik van een vriendin een zakje met zaadjes van de kousenband. Die ontkiemden binnen drie dagen, dankzij het warme weer en mijn goede verzorging. Dat brengt de mogelijkheid van Nederlandse rijst met Nederlandse kousenband binnen bereik. En nu ga ik even luisteren naar Max Woiski Jr. Jij ook? https://www.youtube.com/watch?v=MtHKdW-ts0E. Toen dit lied een hit was heette kousenband nog kouseband. Het gaat te ver om dat aan stikstof (N) toe te schrijven.
Met dank aan Bart van Limborgh voor zijn bijdrage aan deze column.
Reageren op deze column kan hier: LinkedIn