Mooi dat Theo Edelman nog eens ingaat om innovatieve hersanering van het EMK-terrein in de Stormpolder van Krimpen aan de IJssel. Eindelijk goed nieuws: een definitieve en innovatieve aanpak van een van de laatste nog te saneren beruchte gifplekken, die de Gifatlas van 1983 haalde. Maar wellicht is het goed nog eens te kijken wat we van deze gifbelt kunnen leren. (Anton Roeloffzen, September 2024)

In een tijd zonder milieuwetgeving konden de afvalcowboys ongehinderd het milieu verzieken en enorme winsten binnenharken. Want ze lieten zich goed betalen voor hun sjoemelpraktijken. Immers milieuwetgeving ontbrak vrijwel volledig tot 1975.

Hoewel er al sinds de 16e eeuw een steenfabriek op het terrein was, liep het pas uit de hand met de bodemvervuiling toen er in 1896 een koolteerfabriek werd gevestigd. Ze verwerkten o.a. het teerafval van gasfabrieken en produceerde pek, wegenteer en later teerasfalt, creosootolie en aniline. Het resterende afval en ander vast afval werd benut om het terrein op te hogen, vooral in de periode 1941 – 1952.

In 1957 werd de productie beëindigd, maar in 1970 vestigde op het terrein de Exploitatie Maatschappij Krimpen, die chemisch afval “verwerkte”. Op allerlei manieren werd tenminste 73.000 ton chemisch afval “weggewerkt”. Er zouden schepen, vol met afval tot voorbij Nijmegen zijn gevaren, waarbij via de scheepsschroef het afval langzaam de rivier in werd gepompt. Voor de grens met Duitsland keerden ze om want ze waren leeg. Op volle zee werd chloorhoudend chemisch afval verbrand op een schip, natuurlijk buiten de territoriale wateren. Er zijn oude vooroorlogse tanks op het terrein aangetroffen zonder bodem of met een afvoerleiding naar de Hollandse IJssel. Handig, want zo raakten de tanks nooit vol. Op het terrein werd ook een oud verroest schip aangetroffen, de Delta-13, volgestouwd met chemisch afval en ook diverse ondergrondse kelders waren hiermee gevuld. Bij de sanering van de bovengrondse opstallen in 1984 werd 3.500 ton chemisch afval verwijderd.

De handhaving had volledig gefaald. Teveel instanties waren hierbij betrokken, het Milieuministerie, Rijkswaterstaat, de Milieu-inspectie, de Provincie, de Milieudienst en de gemeente. Iedereen was verantwoordelijk dus niemand voelde zich verantwoordelijk en informatie werd niet uitgewisseld. Kennen we dit niet van de jeugdzorg en wat langer geleden van de vuurwerkramp in Enschede? En ook de handhaving bij Chemours was om die reden decennialang niet op orde.

De economie en winst voor bedrijven werd belangrijker gevonden dan het milieu en de volksgezondheid. Dat is helaas hierna nog geregeld fout gegaan, bijvoorbeeld bij de aanpak van de Q-koorts. En hoe wordt die afweging nu gemaakt bij Schiphol met haar PFAS-vervuiling, of bij Tata-steel met een veelvoud aan milieuproblemen: luchtverontreiniging, bodemverontreiniging, opslag/hergebruik van staalslakken en de extreme CO2-emissies? Moet dit bedrijf gaan sluiten met als gevolg verlies van een strategische industrie en veel werkgelegenheid of moet er een transitie plaatsvinden naar duurzame staalproductie? Hoe dan en tegen welke maatschappelijke kosten? Complexe dilemma’s!

Met het faillissement van EMK werd de maatschappij opgezadeld met een 5,5 ha groot zwaar vervuild terrein. Het bedrijf kon immers niet meer betalen. Hoe voorkomen we dit soort scenario’s in de toekomst? Als Tata-steel failliet gaat of ermee stopt, blijft er een zwaar vervuild terrein over van maar liefst 750 ha. Hetzelfde geldt voor Chemours: wie gaat de wijde omgeving (tot 15 km rond de fabriek!) dan saneren?

Er werd door het Ministerie besloten het terrein volledig te isoleren met dam- en bentonietwanden, een asfaltverharding en een grondwaterbeheerssysteem. Alles weghalen of alles isoleren was het beleid. In dit geval geen goede oplossing vanwege ontwerpfouten met exorbitant hoge nazorgkosten als gevolg, en een volledig onbruikbaar terrein. We moeten dit wel zien in het perspectief van die tijd. Er was beperkte kennis over reinigings- en saneringstechnieken, er lagen nog meer grote gifbelten te wachten zoals de Volgermeerpolder, de Diemerzeedijk en Gouderak, de sanering van Lekkerkerk was extreem kostbaar gebleken en er was een chronisch gebrek aan stortcapaciteit voor verontreinigde grond.

Dat isoleren soms wel een goede oplossing is, bleek bij de sanering van de Volgermeerpolder en de Diemerzeedijk. De ingedrukte veenlagen onder deze stortplaatsen fungeren als onderafdichting en op de sandwich-afdeklagen zijn nieuwe recreatieve en natuurfuncties gerealiseerd.

En dat we nog lang niet van onze bodemproblemen af zijn, bewijst de PFAS-problematiek. Verdere verontreiniging is alleen te voorkomen als we het gebruik van deze niet-afbreekbare stoffen drastisch beperken en liefst helemaal beëindigen. Maar zover is het nog lang niet en intussen worden de problemen alleen maar groter. Het water in de grote rivieren bevat teveel PFAS en dat geldt ook voor watergangen bij grote PFAS-bronnen als de luchthavens, de glastuinbouwbedrijven en Chemours. Hobbyeieren bevatten te veel PFAS en we hebben nog geen goede technieken om PFAS af te vangen, (drink)water en grond te reinigen en de bodem te saneren. En dit probleem speelt mondiaal.

Voorlopig is er dus nog werk genoeg voor milieudeskundigen.

20240910 Column Anton

De inrichting van het EMK-terrein in 1930.

Anton Roeloffzen

Reageren op deze column kan hier:  LinkedIn