Een aantal jaren geleden is het Programma Versterking Bodemstelsel van start gegaan. Een voor de sector en de adviesbranche een belangrijk programma omdat er wellicht grote wijzigingen in het stelsel zaten aan te komen. Het Kwalibo-stelsel heeft de afgelopen 15 jaar geleid tot een kwaliteitsstap in het bodembeheer maar naar aanleiding van allerlei incidenten was er reden om het functioneren van het stelsel te evalueren. Merkwaardig genoeg hadden de incidenten destijds helemaal niets met Kwalibo te maken omdat het voorvallen waren buiten het stelsel (toepassen van grond en bouwstoffen). Gelijk al een valse start in mijn ogen. (Peter van Mullekom, 9 december)
In opdracht van het ministerie van IenW heeft een adviesbureau (lid van de VKB) een rapport geschreven met een groot aantal aanbevelingen om verbeteringen in het stelsel door te voeren. Het ministerie van IenW heeft, in opdracht van de staatssecretaris, al deze aanbevelingen programmatisch uitgewerkt zonder te toetsen of deze aanbevelingen wel zouden leiden tot het gewenste doel van het programma: vertrouwen in het stelsel te vergroten en het nalevingstekort te verbeteren. Daarbij is men “vergeten” (want het behoorde niet tot de opdracht) buiten het Kwalibo-stelsel te kijken en te onderzoeken of daar ook niet verbeteringen zouden moeten worden doorgevoerd. Dit omdat naar het oordeel van veel partijen juist de milieurisico’s zitten en het ook de aanleiding was van de evaluatie. Dit laatste is nooit echt serieus gedaan. Een tweede valse start in mijn ogen en ook een gemiste kans.
Graag wil ik een aantal voorbeelden noemen waar het binnen het programma niet goed is gegaan. Het ene voorbeeld gaat over communicatie en beelden over risico’s. Het andere voorbeeld gaat over potentiële belangenverstrengeling binnen het stelsel.
Vanuit de bodemintermediairs is voortdurend benadrukt dat bij het invoeren van maatregelen vooral gekeken moet worden naar waar milieurisico’s ontstaan door niet volgens de normdocumenten te werken. Daarnaast zouden we vooral moeten kijken naar partijen die werkzaamheden uitvoeren die uitsluitend onder erkenning uitgevoerd mogen worden (de freeriders) en naar partijen die bewust de regels niet naleven om er veel geld aan te kunnen verdienen. Vanuit de overheid was vooral belangrijk wat er binnen het Kwalibo-stelsel allemaal niet goed ging, in de zin dat de regels niet precies werden opgevolgd. Waarbij het vooral ging om het naleefgedrag op zich en niet of dat zou leiden tot een milieurisico. Toezichthouders zijn namelijk over het algemeen van mening dat “niet melden” een risico op zich zonder daarbij het oordeel te betrekken of dat gevolgen heeft voor het milieu. Zo hebben we lang langs elkaar heen gepraat.
In het kader van het programma is een prima overzicht gemaakt van potentiële mogelijkheden van belangenverstrengeling binnen het stelsel. Daarbij zijn allerlei suggesties gedaan om verbeteringen door te voeren zonder dat echt ingegrepen is of wordt. Binnen de BRL’s zijn er in het verleden oplossingen gezocht, zoals interne functiescheiding, om bedrijven ruimte te geven voor het verwerven van erkenningen organisaties niet te beperken in hun business. Ik ben echter van mening dat je pas serieus een verbetering doorvoert en de schijn van belangenverstrengeling voorkomt door partijkeuringen en bodemonderzoek echt onafhankelijk te laten uitvoeren. Interne functiescheiding leidt niet tot een groter vertrouwen in het stelsel.
Het programma wordt dit jaar afgerond maar gelukkig blijven we in gesprek met elkaar om verbeteringen door te voeren. Jammer dat er de afgelopen paar jaar onvoldoende is doorgepakt.
Peter van Mullekom (LinkedIn)
Voorzitter Vereniging Kwaliteitsborging Bodembeheer
Reageren op deze column kan hier: LinkedIn