Laatst deed ik een vooronderzoek op een locatie in de buurt. Daarbij kreeg ik wat oude rapporten onder de neus en op één rapport uit 1991 zag ik mijn eigen naam staan. In die tijd zat ik nog op het HBO Milieuchemie in Deventer en liep stage bij een adviesbureau in Rijssen. Het SIKB bestond nog niet, en de NVN-5740 moest nog worden opgesteld. Het onderzoek was uitgevoerd volgens de Voorlopige Praktijk Richtlijn (VPR) van het Ministerie van VROM. De analyseresultaten getoetst aan de A-, B- en C-waarden uit de Leidraad Bodemsanering (1988). Met enige nostalgie herken ik de analyselijst: zware metalen (arseen, cadmium, chroom, koper, kwik, lood en zink), cyanide-totaal, extraheerbare organohalogenen (EOX), minerale olie (GC) en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK - 16 van EPA). De toetsingswaarden voor standaardbodem werden voor elke grondsoort handmatig omgerekend op basis van de geanalyseerde waarden humus en lutum. In de toetsingslijst zie ik dat bij de PAK’s een opmerking is gemaakt: van de 16 geanalyseerde PAK’s worden alleen de 10 PAK’s uit de VROM-lijst getoetst. (Bert Baan, 25 februari)
De standaard analyselijst was ooit samengesteld als een basislijst voor mogelijk verdachte stoffen. Die lijst is in de loop der jaren nogal eens aangepast: van de zware metalen werd arseen geschrapt, daarvoor kwamen barium, kobalt, nikkel en molybdeen in de plaats, de somparameter EOX verdween en maakte plaats voor som-PCB en van de PAK-lijst wordt alleen nog de PAK-10 geanalyseerd. Verder kwam er in de loop van de tijd meer differentiatie in het analysepakket voor grondwater, landbodem en waterbodem. Sinds 2019 wordt bij steeds meer onderzoeken de stofgroep per- en polyfluoralkylstoffen (PFAS) meegenomen, waarvoor we de advieslijst voor PFAS (versie 12 juli 2019) kennen. Die lijst met 28 PFAS (waarvan 2 vertakt en lineair) is door het RIVM samengesteld omdat uit een eerste verkenning is gebleken dat deze, vaak in combinatie met PFOS en PFOA, diffuus voorkomen. GENX valt nog buiten de lijst (verondersteld wordt dat deze vooral lokaal aanwezig is) en moet bij laboratoria dan ook nog als extra analyse worden aangevraagd.
Inmiddels is PFAS ingeburgerd in het bodemwereldje: voor alle gemeenten zijn achtergrondwaarden vastgesteld, bodemkwaliteitskaarten aangepast, onderzoeken naar verdachte PFAS-locaties uitgevoerd én zijn de eerste PFAS-saneringen voltooid. Allemaal op grond van de RIVM-advieslijst met 28 PFAS. Laatst zag ik een analyserapport van een Nederlands laboratorium waarbij 48 PFAS waren geanalyseerd. Navraag wees uit dat dit de standaardlijst is, die in België wordt gehanteerd. Op het analysecertificaat stonden bij PFAS-stoffen, die op onze “eigen Nederlandse lijst” ontbreken, waarden boven de rapportagegrens. Rijst direct de vraag hoe ik die waarden moet interpreteren. In het verleden hadden we PAK’s met een lijst van EPA (16) en een lijst van VROM (10). Alleen die 10 konden we toetsen en met de andere 6 deden we over het algemeen niks. Is dat de handelwijze die we ook moeten toepassen bij deze “extra” PFAS?
Als we de zoekmachine op de computer vragen wat PFAS is, dan horen of lezen we dat dit een verzamelnaam is van meer dan 6.000 verschillende stoffen. Met die Belgische lijst van 48 stoffen zijn we er dus nog lang niet en meten we ook nog maar het topje van de PFAS-berg en omdat we de risico’s niet van alle stoffen kennen, toetsen we nog minder. Analysetechnieken zullen verbeteren en in de toekomst zullen we veel meer onontdekte PFAS meten en risicogrenzen bepalen. Het is niet ondenkbaar dat een decentrale overheid op termijn andere PFAS-stoffen toevoegt aan haar eigen PFAS-lijst. Moeten saneringen worden overgedaan, en verdachte locaties opnieuw onderzocht? Wat te doen met “PFAS-vrije grond” die in woonwijken is toegepast? Of steken we het hoofd spreekwoordelijk in het zand? Wat mij betreft wordt dit centraal geregeld en houden we in ons landje één standaardlijst voor onderzoeken aan. Als die lijst moet worden aangepast, dient dat ook landelijk te gebeuren. Het is niet praktisch om vanuit het subsidiariteitsbeginsel deze materie over te laten aan de decentrale overheden. Dat zou (opnieuw) een ratjetoe aan normen en richtlijnen ten aanzien van PFAS kunnen opleveren.
Bert Baan (LinkedIn)
TTE Consultants (Website)
Reageren op deze column kan hier: LinkedIn