Tijdens het congres BodemBreed blikte ik terug op een halve eeuw bodemsanering, op verzoek van JongBodem. Op 15 mei 2025 ga ik dat uitgebreider doen op het congres ‘De bodemkwaliteit van Nederland’ georganiseerd door Eurecom. Ik heb twee redenen om uit te gaan van een halve eeuw bodemsanering. De Hoge Raad oordeelde dat bedrijven vanaf 1975 moesten beseffen dat zij goed voor de bodem moeten zorgen. En in hetzelfde jaar studeerde een eerste lichting af in het vak Kennis van de bodemverontreiniging.  (Theo Edelman, 28 april)

De jaren zeventig kenmerken zich door een strijd om bodemwetgeving. Een wet om bodemverontreiniging een halt toe te roepen was nog niet zo eenvoudig tot stand te brengen. Wie moest voor de sanering betalen? En stond de goede naam van landbouwproducten in het buitenland niet op het spel? Het springen van een hoofdwaterleiding in Lekkerkerk bracht beweging in de zaak. De waterleiding was aangetast door chemicaliën die daar bij het creatief ophogen terecht waren gekomen.
In de jaren tachtig komt wetgeving tot stand en gaan overheden vooral praktisch aan de slag. Uit opeenvolgende inventarisaties blijkt dat de kosten voor heel Nederland geen half miljard euro, maar het honderdvoudige bedragen. Dat komt door de grote aantallen verontreinigde locaties en de keuze om verontreinigende stoffen volledig te verwijderen.
Gedurende de jaren negentig gaan commissies aan de slag. Die leggen de basis voor de beleidsvernieuwing van de bodemsanering, ook wel Bever genoemd. In tegenstelling tot het huidige stikstofdossier worden de aanbevelingen van de commissies Oele en Welschen alom omarmd en vertaald in beleid en wetgeving. Saneren mag voortaan op basis van risico’s en waar mogelijk zijn bedrijven aan zet.
In de jaren nul wordt veel gesaneerd en wordt de kwaliteit van het werk geborgd. Er worden sluitende afspraken over saneren door anderen dan de rijksoverheid gemaakt.
In de jaren tien vindt het rijk het welletjes. Het beleid is af, de werkvoorraad is helder, de decentralisatie is voltooid. Het personeel mag wat anders gaan doen. Ondertussen wordt wel beleid geformuleerd voor secundaire bouwstoffen, zonder voldoende acht te slaan op het uitlogen van schadelijke stoffen en zonder aandacht voor de zo belangrijke zuurgraad. Daardoor ontstaat de bizarre situatie dat er schadelijke uitloging plaats vindt terwijl wel volgens de regels wordt gewerkt. Een interessant onderwerp bij het afwikkelen van de schade!
In de jaren twintig sluit het rijk weer aan. Directeur-generaal Bodem Jaap Slootmaker benadrukte dat tijdens het congres BodemBreed. Hij sprak onder meer over bodem ‘in revival’ en over liefde voor de bodem. Dat klinkt veelbelovend. Ook hoorde ik daar details over de Herijking van de bodemregelgeving.
In de beginjaren van de bodemsanering bracht toenmalig minister Winsemius de Beleidslevencyclus onder de aandacht. Daarin worden bij een nieuw beleidsterrein verschillende fases onderscheiden. Eerst veel politieke aandacht voor de aanpak, daarna iets minder aandacht en veel uitvoering en tot slot het beheer. De typering van de decennia hierboven passen daar goed in. Het model voorspelt als het ware de enorme aandacht van het rijk in de jaren tachtig en de verminderde aandacht gedurende de jaren tien. De beleidscyclus is dus doorlopen.
Jaap Slootmaker gebruikte voor de jaren twintig dus het woord revival. Bodemverontreiniging haalt opnieuw de voorpagina’s, met als voorlopig hoogtepunt (of dieptepunt) de aanbeveling van het RIVM om geen eieren van hobbykippen te consumeren, in verband met de hoge gehalten aan pfas. Bodemsaneerders hebben het weer over pionieren. Zij zoeken houvast, maar vinden dat maar moeizaam. Dat heeft te maken met de van elkaar verschillende stofeigenschappen van de honderden soorten pfas, met de risico’s daarvan en soms ook met het vergeten van de kennis die in de jaren negentig is opgedaan.
Daarom pleit ik met anderen voor een tweede beleidsvernieuwing. Laat de Beleidslevencyclus opnieuw starten. Het woord Herijking is hiervoor wat mij betreft te flets. Bever 2.0 klinkt krachtiger en ambitieuzer. Zet de bever weer uit, hoorde ik Arne Alphenaar van TTE consultants zeggen. Ik sluit mij daar volledig bij aan.

Theo Edelman

20240903 Column Theo

Beeld van een bever, gemaakt door Chriswell Zantala

Foto: Arie Deelen

 

Chriswell Zantala is een beeldhouwer uit Zimbabwe. Hij gebruikt doorgaans serpentijn, ook voor deze bever. Hij heeft een aantal dagen aan het beeld gewerkt.
In de jaren negentig gaven beeldhouwers uit Zimbabwe, waaronder Chriswell, workshops in Artis. Voor meer informatie daarover zie https://www.buitenbeeldinbeeld.nl/Artis/Zimbabwe.htm

Arie Deelen ontving dit beeld bij zijn afscheid van het ministerie van VROM, als dank voor zijn inspanningen voor het proces Bever waaraan hij inspirerend leiding gaf.
Er bestaat nog een iets ander exemplaar van het beeld. Zou dat nog eens uitgereikt worden?

 

Website

Facebook

Twitter

Reageren op deze column kan hier: LinkedIn