Het Europees Parlement heeft vorige week ingestemd met de Richtlijn Bodemmonitoring en Veerkracht. Op basis van deze richtlijn komt er een gestandaardiseerd en wetenschappelijk onderbouwd monitoringskader voor de bodemgezondheid in alle lidstaten. Wie kan daar nou op tegen zijn? (Theo Edelman, 27 oktober)

De Europese Commissie stelt dat 60 tot 70 procent van de Europese bodems ongezond is, oftewel minder veerkrachtig en minder productief. Deze stelling is gebaseerd op ‘beschikbare gegevens en onderzoek’ waaruit zou blijken dat een reeks factoren ervoor zorgt dat de bodemkwaliteit snel achteruit gaat. Niet-duurzaam bodembeheer, verontreiniging, overexploitatie, klimaatverandering en extreme weersomstandigheden worden genoemd. Die zouden een schade van maar liefst € 50 miljard per jaar opleveren. Ik ben nog op zoek naar de ‘beschikbare gegevens en onderzoek’ waarop de claim over de ongezondheid van de bodems is gebaseerd. Daarover een andere keer meer.

De richtlijn heeft tot doel een uniforme definitie van bodemgezondheid vast te stellen en lidstaten te verplichten de bodemgezondheid te monitoren, om tegen 2050 gezonde bodems te realiseren. De regels uit de richtlijn moeten binnen drie jaar in nationale regels worden vertaald.

Zal de bodem binnen vijfentwintig jaar weer gezond zijn? Dat is lastig te voorspellen. Het hangt sterk af van de definitie van een gezonde bodem, die per lidstaat en misschien per bodemtype zal verschillen. Het zal gaan om biologische, chemische en fysische parameters. Voor een deel moet de onderlinge afhankelijkheid daartussen en de betekenis daarvan nog worden onderzocht. Het zou goed zijn als dit grondig gebeurde. Reden te meer om daar als lidstaat actief aan deel te nemen.

Invoeren van nieuw beleid en transitie in denken en handelen kost veel tijd. Uit ervaring weet ik wat er in een kwart eeuw mogelijk is. In 1975 studeerde ik af in het vak Kennis van de bodemverontreiniging. Er was destijds geen wetgeving voor de bodem, geen beleid en laat staan financiering. Toch is het gelukt om rond de eeuwwisseling een uitstekende en internationaal vermaarde aanpak van de bodemverontreiniging te realiseren. Daarna volgden vijfentwintig jaar waarin de rijksoverheid zich terughoudender opstelde en er nauwelijks nieuw beleid werd geformuleerd. Met behoorlijke gevolgen, zoals de ellende met pfas die jarenlang niet werd opgemerkt en met die vermaledijde staalslakken die pas sinds dit jaar de broodnodige aandacht van de staatssecretaris krijgen.

De Vereniging van Waterbedrijven in Nederland is blij dat er een Europees akkoord is bereikt. Zij is tevreden met de prioriteit voor gebieden waar drinkwater wordt gewonnen en met de focus op stoffen zoals pfas, pesticiden en microplastics. De Vereniging vindt het jammer dat er slechts niet-bindende doelen zijn geformuleerd. Zij ziet de richtlijn als een stap vooruit voor de bescherming van grondwater, maar benadrukt dat meer ambitie nodig is.

De Land- en Tuinbouworganisatie Nederland is teleurgesteld over de richtlijn. Zij erkent dat een gezonde bodem van groot belang is. Die vormt immers de basis voor een veerkrachtige landbouw. Maar maatwerk, stimulansen en een vrijwillige  benadering zouden meer op hun plaats zijn en daarvoor zou geen Europese richtlijn nodig zijn. De Land- en Tuinbouworganisatie is juist blij dat er geen bindende doelen zijn geformuleerd.

Ik voel me het meest thuis bij de eerste reactie. In de vijftig jaar dat ik actief ben in de bodemwereld heb ik ervaren dat vrijwilligheid doorgaans niet werkt, de mens is in aanleg conservatief. Daarom is het goed om na te denken over mechanismen, bijvoorbeeld financieel, die de medewerking kunnen bevorderen. Die zouden onderdeel kunnen worden van de nationale regels. In vijfentwintig jaar kan er kan veel, heel veel. Mits de rijksoverheid de regie pakt en niet te veel op vrijwilligheid leunt. Ik hoop dat een nieuw kabinet hier oog voor heeft.

 

20240903 Column Theo
Werk van Ria Klompmaker - Troost

 

Theo Edelman

Website

Facebook

Twitter

Reageren op deze column kan hier: LinkedIn