Een tijd geleden kocht ik een koffiemachine. Ik luisterde tevreden naar het malen van de bonen en het gepruttel van het water, de koffie is lekker. Na verloop van tijd kwam ik achter een ‘dingetje’. Je kent dat wel: Zo’n dingetje waar je eerst nog mee om weet te gaan maar dat na verloop van tijd steeds meer ergernis oplevert. Het apparaat waarschuwt niet als het waterniveau te laag is; de machine zet vrolijk koffie tot het water op is. Na bijvullen start het zetproces opnieuw en moet ik dus telkens een bak half afgemaakte koffie wegspoelen. De nieuwere versie van de machine heeft dit ‘dingetje’ niet, de verkoper wist me met een blij gezicht te vertellen dat de koffiemachine versie 2.0 keurig op tijd aangeeft wanneer de bonen of het water op een te laag niveau zitten voor het bereiden van de gewenste koffie. (Bert Baan, 5 november)

De koffiemachinebouwers waren niet in staat om in één keer een perfect apparaat te bouwen. Ik vermoed dat er vrijwel niets in één keer perfect wordt ontwikkeld. Het zou dan ook vreemd zijn als de Omgevingswet, in al haar omvang, detaillering en complexiteit, wel in één keer perfect was geweest. De ‘dingetjes’ ontdek je pas als je de wet in de praktijk juridisch probeert te doorgronden. De afgelopen weken kwam ik twee van deze situaties tegen.

Bevoegd gezag bij Wbb zorgplichtsanering?
In de Aanvullingswet Bodem Omgevingswet staat in artikel 3.2.a een verwijzing naar de artikelen 13, 27, 88 en 95 Wet bodembescherming (Wbb). Bij artikel 88 gaat het om de aanwijzing van de gemeenten die bevoegd zijn in plaats van de provincie. In artikel 88 van de Wbb zijn echter alleen de 4 grote gemeenten genoemd. De 25 andere (middel)grote gemeenten zijn later (1 januari 2005) toegevoegd via het Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten ingetrokken en is deze dus niet van toepassing op het overgangsrecht dat onder artikel 3.2a is genoemd. Dat betekent dat bij oude zorgplichtgevallen, waarvoor overgangsrecht van toepassing is, de provincie het bevoegd gezag is en niet de genoemde 25 (middel)grote gemeenten.

Bodemsanering na bedrijfsbeëindiging
In artikel 5.6 van het Besluit Activiteiten Leefomgeving (BAL) over het herstel van bodemkwaliteit na beëindiging van een activiteit, wordt in het eerste lid aangegeven dat de bodem- en de grondwaterkwaliteit moeten worden hersteld tot het niveau voorafgaand aan de activiteit (de nulsituatie). Indien er geen nulsituatie is vastgesteld zegt het tweede lid dat de bodemkwaliteit hersteld moet worden tot de kwaliteit die is vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart. De Bodemkwaliteitskaart legt echter geen grondwaterkwaliteit vast. Dat zou betekenen dat er, bij het ontbreken van een nulsituatie onderzoek, geen herstelplicht geldt voor de grondwaterkwaliteit. Natuurlijk geldt de algemene zorgplicht in gevallen waar de zorgplicht niet specifiek is benoemd, maar toch is het vreemd dat in BAL art. 5.6 onder het eerste lid wel bodem- en grondwaterkwaliteit zijn genoemd terwijl onder het tweede alleen sprake is van herstel van de bodemkwaliteit.

Maak er wat van, doe er wat an
Je kunt op de klompen aanvoelen dat de wetgever deze beide gevallen nooit zo bedoeld heeft. De aanwijzing van de bevoegd gezag gemeenten is na melding van mij al aangepast (zie bericht IPLO). Er zullen nog vele ‘dingetjes’ worden ontdekt, en er zullen nog vele aanpassingen volgen. Mijn koffiemachine werd immers ook niet direct al uitgerust met niveausensoren. Je mag hopen dat partijen tot die tijd naar de geest van de wet handelen, en conform artikel 1.3 van de Omgevingswet werken aan het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde leefomgeving.
Meldt foutjes als je ze signaleert, zowel wetten als koffiemachines worden niet vanzelf beter! Of, zoals Bert en Ernie zongen: “maak er wat van, als je ontevreden bent, doe er dan wat an”.

Bert Baan (LinkedIn)

TTE Consultants (Website)

Reageren op deze column kan hier: LinkedIn