Het ministerie van VROM gaat door met procederen tegen AKZO Nobel Chemicals BV, om de kosten van talrijke bodemsaneringen in de regio Hengelo op dit bedrijf te verhalen (Persbericht VROM, 16 februari).
Het ministerie verwijt AKZO tussen 1954 en 1975 ernstig nalatig te hebben gehandeld, waardoor honderden terreinen vervuild zijn geraakt met insecticide. Het besluit om de rechtszaak tegen AKZO door te zetten, is een nieuwe stap in een geschil dat inmiddels 17 jaar duurt. VROM houdt AKZO verantwoordelijk voor de talrijke bodemverontreinigingen in de regio Hengelo met het insecticide hexachloorcyclohexaan (HCH) en vindt dat 'de vervuiler moet betalen'. AKZO stelt dat het bedrijf niet wist, niet kon en hoefde te weten, dat het bedrijfsterrein met HCH was verontreinigd of dat de situatie daar een risico voor de omgeving opleverde. Inmiddels heeft de overheid al zo'n 27 miljoen euro uitgegeven voor het schoonmaken van enkele locaties.
Volgens de Hoge Raad is terecht geoordeeld dat AKZO kan worden verweten dat door haar onachtzame handelen het insecticide HCH in de wijde omgeving van Hengelo is verspreid. De rechtbank in Almelo en het Gerechtshof in Arnhem hebben AKZO daar eerder al voor veroordeeld. De Hoge Raad heeft echter bepaald dat naast de verwijtbaarheid bovendien door het ministerie moet worden aangetoond dat AKZO met opzet of bewuste roekeloosheid heeft gehandeld. Met deze aanvullende eis is de zaak terugverwezen naar het Hof in Den Bosch.
Productie HCH in Hengelo
Het bedrijf C.T. STORK en Co, Chemische Industrie NV heeft van 1948 tot 1952 in Hengelo het insecticide hexachloorcyclohexaan geproduceerd. Het productieproces van Stork was er op gericht om het meest giftige gamma-isomeer uit HCH te isoleren. De overgebleven isomeren uit het productieproces, zo'n 80%, werden op het bedrijfsterrein in de open lucht opgeslagen. Het verkregen gamma-isomeer van HCH werd onder de naam Lindaan verkocht. Lindaan was een vervanger van het bestrijdingsmiddel DDT waartegen insecten destijds resistent raakten. HCH is een zeer giftige stof die langdurig bestand is tegen natuurlijke afbraak. De stof hoopt zich op in de organismen die ermee in aanraking komen en kan zo een langdurige bedreiging voor de volksgezondheid vormen.
In 1954 heeft Stork haar bedrijfsterrein verkocht aan 'de buurman' AKZO Zoutchemie BV. Op dat moment lag zeker zo'n 5500 ton HCH op het bedrijfsterrein opgeslagen. In 1956 is door AKZO 1500 ton voor opwerking verkocht aan Philips. Het restant van de HCH berg is twintig jaar later, in 1975, in zo'n 22.500 vaten naar Duitsland afgevoerd.
De eerste bodemverontreiniging met HCH buiten het fabrieksterrein werd in 1977 aangetoond. Hierna kwamen op diverse plaatsen in Twente bodemverontreinigingen met HCH aan het licht, waarvan het merendeel in de omgeving van het voormalige STORK-terrein. In het zuidelijke deel van de gemeente Hengelo en in het noordwestelijk deel van de gemeente Enschede bevindt zich het grootste aantal locaties met HCH-verontreiniging. Maar ook in de gemeenten Oldenzaal, Borne en Delden zijn HCH-verontreinigingen aangetroffen. Tot op heden zijn circa 290 verdachte locaties geïnventariseerd. HCH is te herkennen omdat het bij bijvoorbeeld graafwerkzaamheden een doordringende muffe geur verspreidt.
De verontreiniging is ontstaan doordat in de loop der jaren grond en bouwafval van het bedrijfsterrein, verontreinigd met ondermeer HCH, is gestort om ontgravingsputten op te vullen of om percelen op te hogen. In een aantal gevallen is het HCH-afval ook rechtstreeks gestort. Als gevolg van grondbewerking (ploegen en eggen) op landbouwpercelen is de verontreiniging verder verspreid. In de omgeving van de voormalige HCH-fabriek is de verontreiniging niet alleen ontstaan door storten van verontreinigde grond. Naast verontreiniging die plaatsvond door uitstoot bij het productieproces van STORK is een deel van de verontreiniging van het bedrijfsterrein volgens getuigen van VROM ontstaan doordat de wind meer dan 20 jaar lang vrij spel had op de berg HCH-afval.